-
1 fuse
n. lont; ontsteker; zekering, stop--------v. (doen) smelten (v. zekering); (doen) ineensmelten (v. metalen enz.); van zekeringen voorzienfuse11 lont♦voorbeelden:————————fuse2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
2 a fuse has blown
-
3 fused
adj. gesmolten (v. zekering); ineengesmolten (v. metalen enz.); verenigd -
4 safety-fuse
veiligheidslont; zekering -
5 fuse
smeltveiligheidveiligheidweerstandzekering -
6 lock
grendelslotzekering
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский