-
1 brute
woesteling -
2 desperado
woesteling -
3 ruffian
woesteling, woestaard -
4 ruffian
adj. schurkachtig, woest--------n. bandiet, schurk; woesteling[ ruffiən]1 bruut ⇒ woesteling, bandiet -
5 barbarian
adj. barbaars--------n. barbaar[ ba:beəriən] -
6 brute
n. Brutus, Romeins staatsman uit Oude Rome, een van de tegenstanders van Julius Caesarbrute1[ broe:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 bruut ⇒ beest, woesteling————————brute21 bruut ⇒ redeloos, grof♦voorbeelden:brute force • grof geweld -
7 savage
adj. wreed, woest, wild--------n. wild, primitief, woest, wreed; lomp, ongemanierd; woedendsavage1[ sævidzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————savage2〈bijvoeglijk naamwoord; ook savager; savageness〉2 wreed(aardig) ⇒ woest, wild♦voorbeelden:————————savage3〈 werkwoord〉 -
8 tartar
n. driftkop; lastig persoon; kenau; tartaar (iem. v. Tartaarse stam in vroegere Rusland)[ ta:tə]♦voorbeelden: -
9 tough
adj. sterk, hard--------n. taaiheid; wild, ongevoeligheidtough1————————tough2〈bijvoeglijk naamwoord; toughness〉4 ruw♦voorbeelden:get tough with • hard optreden tegenit's tough on him • het is een erge tegenvaller voor hemtough (luck)! • pech!, jammer!————————tough3〈 bijwoord〉1 hard ⇒ onbuigzaam, onverzettelijk♦voorbeelden:
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Все языки
- Африкаанс
- Нидерландский