-
1 samen
1 [bijeen] together3 [onderling] with each other, with one another4 [bij elkaar gerekend] in all, altogether5 [met zijn tweeën] just the two of us/them♦voorbeelden:nu wij hier samen zijn … • now that we have gathered …goedenavond samen • good evening everybodyzij hebben samen een kamer • they share a roomsamen een boek schrijven • collaborate on a bookhet samen goed kunnen vinden • get on well (together)4 samen verdienen zij nog geen 50 gulden per dag • between them, they earn less than 50 guilders a dayalles samen of afzonderlijk • jointly or separatelysamen is dat 21 gulden • that makes 21 guilders altogether/in all
Перевод: со всех языков на английский
с английского на все языки- С английского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский