-
1 wie viel
wie viel?hoeveel? -
2 wie viel Uhr ist es
wie viel Uhr ist es?hoe laat is het? -
3 wie viel auch immer
hoeveel … ook -
4 wie
wie1〈 bijwoord〉1 hoe, wat♦voorbeelden:1 wie dumm! • wat dom!wie viel? • hoeveel?wie bitte? • wat zegt u?ein guter Vorschlag, wie? • een goed voorstel, of niet?wie wäre es, wenn …? • wat zou je ervan zeggen als …?————————wie2〈 voegwoord〉♦voorbeelden:1 Frauen wie Männer • zowel vrouwen als mannen, vrouwen en, evenals mannenwie man sagt • naar men zegt, naar verluidt〈 informeel〉 einer wie der andere • allemaal samen, de een net zo goed als de anderes ist einer wie der andere • ze zijn allemaal precies eender, hetzelfdeso gut wie möglich • zo goed (als) mogelijkwie wenn • alsof -
5 ich verstehe davon so viel wie die Kuh vom Sonntag
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > ich verstehe davon so viel wie die Kuh vom Sonntag
-
6 auch
♦voorbeelden:1 auch das noch! • ook dat nog!sowohl … als, wie auch • zowel … als ooknicht nur …, sondern auch • niet alleen … maar ookauch wenn • ook, zelfs wanneerwie auch • evenals2 was denkst du auch ? • wat denk je wel?was auch (immer), was immer auch • wat ook, alles watwer auch (immer), wer immer auch • wie ook, ieder diewie dem auch sei • hoe het ook zijwie viel auch (immer) • hoeveel … ookwo auch immer • waar ook(und) wenn … auch • al … (ook)〈 informeel〉 und wenn auch! • en wat dan nog? -
7 Uhr
〈v.; Uhr, Uhren〉♦voorbeelden:wie viel Uhr ist es? • hoe laat is het?um ein Uhr herum, etwa, so um ein Uhr • rond een uur of één, rond één uurdie Uhr ging auf zwölf • het liep tegen twaalvenrund um die Uhr • dag en nacht, het klokje rond -
8 so
so11 zo ⇒ (zo) van die, wat♦voorbeelden:also, na, nein, so (et)was! • nee maar!so etwas von Dummheit! • zoiets doms, stoms!so ein Pech! • wat 'n pech!————————so2〈 bijwoord〉1 zo♦voorbeelden:1 so genannt • zogenaamd, wat men noemt, zogenoemd, zogehetender eine sagt so, der andere so • de een zegt zus, de ander zoach, so ist das! • o, zit dat zo?so ist es! • juist!so mir nichts, dir nichts • zomaar (ineens), plotseling, plotsklapsbald so, bald so • nu eens zo, zus, dan weer zoso gut wie sicher • zo goed als zekernicht nur so • niet zomaarso viel • zoveel, evenveelso viel für heute • tot zover (voor) vandaagso weit • zover, tot zover, in zoverrees geht mir so weit gut • met mij gaat het redelijk, weldas ist so weit richtig, aber … • dat is wel juist, maar …und so weiter • enzovoort(s)so wenig • even weinig, zo weinig, evenminer ist so reich wie geizig • hij is net zo rijk als hij gierig isach so! • o, zit dat zo!, ah, zo!————————so3〈 voegwoord〉1 zo ⇒ als, hoe, dan♦voorbeelden:〈 formeel〉 er war nicht da, so bin ich gegangen • hij was er niet, dus ben ik maar gegaanso Leid es mir tut • hoezeer het me ook spijtsodass, so dass • zodat2 kaum war er weg, so kam ich an • nauwelijks was hij weg, of ik kwam aan -
9 gut
〈 besser, (am) best(en)〉♦voorbeelden:gut die Hälfte • ruim de helftein gutes Stück • een heel stuk, heel, aardig watein gut aussehender Mann • een knappe mangut befreundet sein • goede, dikke vrienden zijngut gelaunt • goedgehumeurdgut gemeint • welgemeend, goed bedoeldjemandem gut gesinnt sein • iemand goed-, welgezind zijngut situiert sein • goed gesitueerd, in goede doen zijngut unterrichtete Kreise • welingelichte kringenihm, mir geht es gut • met hem, mij gaat het goedes sich 〈 3e naamval〉 gut gehen lassen • het ervan nemen, pakkenlass es dir gut gehen! • het beste (ermee)!, het ga je goed!du hast gut lachen! • jij kunt makkelijk lachen!hier ist gut leben, sein • hier is het goed toeven, leef je aangenaam〈 figuurlijk〉 gut liegen • er goed voor, op staanmachs gut! • het beste (ermee)!schlaf gut! • welterusten!mir ist nicht gut • ik voel me niet goed, niet (erg) lekkereinander wieder gut sein • weer goede vrienden zijnes gut sein lassen • het erbij laten, het wel gelovenjemandem, einer Sache gut tun • iemand, iets goeddoenGutes tun • een goede daad, goede daden verrichtenes wird alles noch, schon wieder gut werden • het zal allemaal wel goed aflopen〈informeel; ironisch〉 das kann ja gut werden! • dat kan nog leuk worden!, dat belooft wat!alles Gute! • het beste (ermee)!ich ahne nichts Gutes • ik verwacht, voorzie niet veel goedses hat alles sein Gutes • alles heeft zijn goede kantendes Guten zu viel • te veel van het goedealso gut!, nun gut! • nou goed dan!, okay!du bist gut daran! • jij staat er goed voor, jij bent goed af!schon gut! • goed, goed!, het is (al) goed!dafür bin ich mir zu gut • daar voel ik me te goed voorim Guten • vriendschappelijk, in der minnejenseits von gut und böse • boven het goede en kwade verheven, zonder rekening te houden met de moraaletwas zum Guten lenken • iets ten goede kerenes ist alles wieder gut zwischen uns • het is weer koek en ei tussen onsgut und gern • (zeker) wel, zekeralles gut und schön, aber … • alles goed en wel, maar …so gut wie sicher • zo goed als zekerso gut wie möglich • zo goed mogelijkim Guten wie im Bösen • goedschiks of kwaadschiks -
10 Ehre
Ehre〈v.; Ehre, Ehren〉1 eer, aanzien ⇒ reputatie, lof2 eer(gevoel), zelfrespect♦voorbeelden:wir geben uns die Ehre • we hebben de eer〈 Oostenrijk, Zuid-Duitsland〉 hab(e) die Ehre! • goedendag!diese Tat macht ihm alle Ehre • deze daad strekt hem zeer tot eerauf Ehre (und Gewissen)! • op mijn woord (van eer)!bei meiner Ehre! • op mijn erewoord!daraus mache ich mir eine Ehre • dat is voor mij een erezaakin, mit Ehren bestehen • met lof slagenin Ehren halten • in ere houdensein Wort in Ehren, aber … • alles goed en wel, maar …jemanden wieder zu Ehren bringen • iemand rehabiliterenihm zu Ehren • ter ere van hemetwas gereicht jemandem zur Ehre • iets strekt iemand tot eer〈 spreekwoord〉 viel Feind', viel Ehr! • hoe meerder vijand, hoe groter zegepraal -
11 Wasser
Wasser〈o.; Wassers, Wasser of Wässer〉♦voorbeelden:stehendes Wasser • stilstaand water〈 figuurlijk〉 jemandem das Wasser abgraben • iemand in zijn bestaan bedreigen, iemand het gras voor de voeten wegmaaienWasser abstoßend, abweisend • waterafstotendWasser führend • water afvoerend, met water erinder Fluss führt viel Wasser • er staat veel water in de rivierWasser lassen, 〈 informeel〉sein Wasser abschlagen • wateren, urineren〈 figuurlijk〉 Wasser in die Elbe, in den Rhein, ins Meer tragen • uilen naar Athene, water naar de zee dragendas Wasser schoss ihr in die Augen • haar ogen schoten vol tranen〈informeel; figuurlijk〉 mit allen Wassern gewaschen • van alle markten thuis, uitgekooktein Zimmer mit fließendem Wasser • een kamer met stromend waterein Schiff zu Wasser bringen, lassen • een schip te water latenzu Wasser und zu Land(e) • te land en te water〈informeel; figuurlijk〉 der Vorwurf läuft an ihm ab wie Wasser • dat verwijt raakt zijn koude kleren nietbis dahin läuft noch viel Wasser den Bach, Berg, Rhein hinunter • er zal nog veel water door de Rijn lopen voor het zover is〈 spreekwoord〉 der Krug geht so lange zu Wasser, bis er zerbricht • de kruik gaat zolang te water tot ze breekt -
12 Kuh
〈v.; Kuh, Kühe〉1 koe, melkkoe♦voorbeelden:〈informeel; figuurlijk〉 ich verstehe davon so viel wie die Kuh vom Sonntag • ik heb daar zoveel verstand van als een koe van saffraan eten -
13 Tag
〈m.; Tag(e)s, Tage〉♦voorbeelden:seine großen Tage haben • grootse dagen belevenguten Tag! • (goeden)dag!den lieben langen Tag • de godganse(lijke) dageines schönen Tages • op een goeie dagdie Tage nehmen ab, zu • de dagen korten, lengenjemandem den Tag stehlen • op iemands (kostbare) tijd beslag leggenden Tag totschlagen • de tijd dodenalle acht Tage • om de acht dagendieser Tage • (een) dezer dagenjeden zweiten Tag • om de andere dag, om de twee dagenam Tag(e) • overdagspät am Tag • laat op de dagam folgenden, nächsten Tag, am Tag(e) darauf • de volgende dag, de dag daaropan den Tag kommen, treten • aan het licht komenviel Mut an den Tag legen • veel moed aan de dag leggenauf seine alten Tage • op zijn oude dagauf den Tag (genau) • (precies) op de dag zelfaus fernen Tagen • uit het verre verledenbei Tage besehen • op de keper beschouwdbis in den Tag hinein schlafen • een gat in de dag slapenTag für Tag • dag na dagbis in unsere Tage • tot op onze dagenin den Tag hinein leben • van de ene dag in de andere levenin seinen jungen Tagen • in zijn jonge jareneinen Tag nach dem anderen • dag aan dagden Tag über • overdageinen Tag um den anderen • om de andere dagTag um Tag verging • dag na dag verstreekunter Tags • overdagKohle zu Tag fördern • kolen delveneines Tages • op een dag, op zekere dagewig und drei Tage • een eeuwigheidein Unterschied wie Tag und Nacht • een verschil van dag en nacht〈 spreekwoord〉 es ist noch nicht aller Tage Abend • wat niet is, kan nog komen -
14 fallen
fallen7 ten deel, te beurt vallen♦voorbeelden:1 einen Plan fallen lassen • een plan laten varen, opgeven〈 figuurlijk〉 jemanden fallen lassen • iemand laten vallen, iemand niet langer steunenüber etwas, jemanden kein Wort fallen • over iets, iemand met geen woord reppendas Haar fiel ihr bis auf die Schultern • haar haar viel tot op haar schoudersim Fallen • al vallendeinem Pferd in die Zügel fallen • een paard bij de teugels grijpendas fällt unter das neue Gesetz • dat valt onder de nieuwe wetsich zu Tode fallen • doodvallenim Preis fallen • in prijs dalendie meiste Arbeit fiel auf ihn • hij kreeg het meeste werk te verrichten〈 spreekwoord〉 wenn das Kind in den Brunnen gefallen ist, deckt man ihn zu • als het kalf verdronken is, dempt men de put〈 spreekwoord〉 wer andern eine Grube gräbt, fällt selbst hinein • wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in -
15 gleich
gleich12 onverschillig, om het even, hetzelfde♦voorbeelden:er machte einen gleichen Fehler • hij maakte een zelfde foutam gleichen Tage • d(i)ezelfde dagzur gleichen Zeit • tegelijk(ertijd), gelijktijdigzwei mal zwei (ist) gleich vier • twee maal twee is (gelijk aan) viergleich bleibend • gelijk blijvend, constant, onveranderlijkvon gleich bleibender Freundlichkeit sein • altijd even vriendelijk zijndu bist dir völlig gleich geblieben • je bent helemaal dezelfde geblevengleich geartet • gelijksoortiggleich gelagert • gelijksoortig, vergelijkbaar, dergelijkgleich gesinnt • gelijkgezind, geestverwantgleich lautend • gelijk-, eensluidendGleiches gilt für … • hetzelfde geldt voor …Unfall ist nicht gleich Unfall • het ene ongeval is het andere nietein Gleiches tun • (ongeveer) hetzelfde, iets gelijkaardigs doenin dieser Hinsicht sind wir uns, einander ziemlich gleich • in dit opzicht zijn we een beetje hetzelfdedas kommt, läuft aufs Gleiche hinaus • dat komt op hetzelfde neer〈 formeel〉 etwas ins Gleiche bringen • iets in orde brengen, makenGleiches mit Gleichem vergelten • kwaad met kwaad vergeldenvon gleich zu gleich • op voet van gelijkheidgleich zu gleich teilen • gelijk op delen2 das bleibt sich (völlig) gleich • dat doet er niet toe, dat is om het evenganz gleich, was du machst • wat je ook doeter ist mir ganz gleich • hij laat me totaal onverschilliges ist mir völlig gleich • dat is me (echt) om het even, kan me helemaal niets schelenganz gleich, wie … • hoe … ookgleich ob Mann oder Frau • onverschillig of het gaat om een man of een vrouwgleich viel • evenveel————————gleich2〈 bijwoord〉1 meteen, dadelijk ⇒ zo, onmiddellijk, vlak3 maar liefst, (maar) wel♦voorbeelden:1 ich komme gleich! • ik kom zó, eraan!es muss nicht gleich sein • het hoeft niet meteengleich anfangs • meteen in het begin alwarum nicht gleich so? • waarom heb je dat niet meteen zo gedaan?bis gleich! • tot dadelijk, zó!gleich neben dir • vlak naast je2 gleich mehrere Bücher • meerdere boeken ineens, tegelijk3 gleich 10 Busse standen da • er stonden maar liefst, wel 10 bussen4 wie heißt er doch gleich? • hoe heet hij ook al weer?————————gleich3〈voorzetsel + 3〉♦voorbeelden:————————gleich42 of♦voorbeelden:1 ob …, wenn … gleich • alhoewel, ofschoon, ook al -
16 liegen
liegen♦voorbeelden:etwas liegen lassen • iets laten liggenes lag ihm viel daran • er was hem veel aan gelegendaran liegt mir nichts • dat laat me koud, dat zegt me nietsder Stoff liegt 90 cm breit • de stof is 90 cm breedGeld auf der Bank liegen haben • geld op de bank hebben staandas liegt bei dir • het is, staat aan jou, dat laat ik aan jou overim Bett liegen • in bed liggender Fehler lag im Motor • de fout, het mankement zat in de motordas Zimmer liegt nach dem Garten • de kamer kijkt op de tuin uitdichter Nebel lag über den Wiesen • een dichte mist hing boven de weilandendas Zimmer liegt zur Straße (hin) • de kamer ligt aan de straatkantwie die Dinge liegen • zoals de zaken staan, zoals het ervoor staat¶ 〈 spreekwoord〉 wie man sich bettet, so liegt man • ±iwie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten/i -
17 Dreck
〈m.; Dreck(e)s〉 〈 informeel〉1 vuil, smeer2 modder, slijk♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 Dreck am Stecken haben • niet vrijuit gaan, boter op het hoofd hebbenin Dreck und Speck • vuil en weljemanden wie den letzten Dreck behandeln • iemand als een stuk vuil behandelen〈 figuurlijk〉 aus dem (größten, gröbsten) Dreck heraus sein • het ergste achter de rug hebben, uit de grootste penarie zijn5 macht euren Dreck alleine! • knappen jullie je zaakjes zelf maar op!das geht dich einen (feuchten) Dreck an • dat gaat je geen zier aan -
18 Geld
〈o.; Geldes, Gelder〉♦voorbeelden:leichtes Geld • gemakkelijk verdiend geldöffentliche Gelder • overheidsgeld(en), gemeenschapsgelden〈 informeel〉 schweres, teures Geld • veel, grof geldsein Geld zum Fenster hinauswerfen • met zijn geld smijtenda liegt das Geld auf der Straße • daar ligt het geld voor het oprapenjemandem Geld aus der Tasche locken, ziehen • iemand geld uit de zak kloppensein Geld bis auf den letzten Heller, Pfennig ausgeben • zijn geld tot op de laatste cent uitgevennicht für Geld und gute Worte • voor geen geld (ter wereld)im Geld schwimmen • bulken van het gelddas läuft ins Geld • dat loopt in de papierenwenn es ums Geld geht, hört die Freundschaft auf • met vrienden is het slecht zaken doenzu Geld kommen • rijk wordenetwas zu Gelde machen • iets te gelde makenGeld wie Heu • geld als water -
19 Milch
〈v.; Milch〉♦voorbeelden:entrahmte Milch • tapte-, ondermelkgestandene Milch • gestremde melknicht viel in die Milch zu brocken haben • het niet ruim hebbenwie Milch und Blut aussehen • een zeer gezonde kleur hebben -
20 Schweiß
〈m.; Schweißes, meervoud medisch Schweiße〉1 zweet, transpiratie♦voorbeelden:im Schweiße seines Angesicht(e)s • in het zweet des, zijns aanschijns(wie) in Schweiß gebadet sein • in zijn zweet badenin Schweiß kommen, geraten • bezweet raken
- 1
- 2
См. также в других словарях:
wie viel? — wie viel? … Deutsch Wörterbuch
wie viel(e) — wie viel(e) … Deutsch Wörterbuch
wie viel ...? — wie viel ...? … Deutsch Wörterbuch
wie viel — wie viel, wie viel Adv; 1 (in direkten und indirekten Fragen) verwendet, um nach einer Menge oder Zahl zu fragen: Wie viel Leute kommen zu deiner Party?; Wie viel ist 39 geteilt durch 13?; ,,Wie viel wiegst du? ,,So etwa 75 Kilo || NB: bei… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
wie viel — [auch vi: ]; wie viel[e] Personen; wievielmal (vgl. d.) , aber wie viele Male (vgl. 1Mal); ich weiß nicht, wie viel er hat; wenn du wüsstest, wie viel ich verloren habe; [um] wie viel mehr … Die deutsche Rechtschreibung
Wie viel? — [Wichtig (Rating 3200 5600)] Bsp.: • Wie viel Gewicht muss ich tragen? … Deutsch Wörterbuch
wie viel — [Network (Rating 5600 9600)] Bsp.: • Wie viel Geld hast du? … Deutsch Wörterbuch
wie viel — wie viel: s. ↑wie (1 c) … Universal-Lexikon
wie viel/wie viele — 1. Wie viel Geld hast du dabei? 2. Wie viel ist ein Euro hier wert? 3. Wie viele Kinder haben Sie? … Deutsch-Test für Zuwanderer
Wie viel Erde braucht der Mensch? — Dies ist der Titel einer Erzählung von Leo Tolstoi (1828 1910), deren Thema die Besitzgier eines Menschen ist. Er wird als Zitat in Zusammenhängen gebraucht, in denen von der Vergänglichkeit der Welt, der irdischen Güter gesprochen wird, und… … Universal-Lexikon
wie viel kostet — [Network (Rating 5600 9600)] Auch: • wie viel kosten Bsp.: • Wie viel kosten diese Postkarten? … Deutsch Wörterbuch