-
1 blottir
blottir (se) [blottier]〈 werkwoord〉2 wegkruipen ⇒ weg-, ineenduiken, zich verschuilen3 zich nestelen ⇒ zich vlijen, (lekker) gaan zittenv( se blottir)1) wegkruipen, zich verschuilen2) ineenduiken, zich klein maken3) zich vlijen -
2 enfouir
enfouir [ãfoe.ier]1 onder de grond (ver)stoppen ⇒ begraven, bedelven♦voorbeelden:1 zich verbergen ⇒ zich verstoppen, wegkruipen1. vbegraven, bedelven2. s'enfouirv -
3 fourrer
fourrer [foeree]1 voeren♦voorbeelden:2 fourrer qc. dans la tête de qn. • iemand iets in het hoofd stampen, op de mouw spelden1 zich verstoppen ⇒ zich verbergen, wegkruipen♦voorbeelden:être tout le temps fourré chez qn. • altijd bij iemand over de vloer zijnse fourrer sous les couvertures • onder de wol kruipenje me suis fourré dans un drôle de pétrin • ik heb me aardig in de nesten gewerkt→ doigtv1) voeren2) stoppen (in), steken (in) -
4 tapir
-
5 ensabler
ensabler [ãsaablee] -
6 pelotonner
pelotonner [pəlottonnee] -
7 rencogner
rencogner [rãkonjee]♦voorbeelden:
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский