-
1 wegbrengen
hibaDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > wegbrengen
-
2 вынести
wegbrengen, naar buiten dragen ; voorleggen, naar voren brengen ; uithouden, verdragen -
3 выносить
wegbrengen, naar buiten dragen ; voorleggen, naar voren brengen ; uithouden, verdragen -
4 отвезти
wegbrengen, wegvoeren -
5 отвести
wegbrengen, afvoeren ; afwenden ; toewijzen, bestemmen ; afwijzen -
6 отводить
wegbrengen, afvoeren ; afwenden ; toewijzen, bestemmen ; afwijzen -
7 отвозить
wegbrengen, wegvoeren -
8 отнести
wegbrengen, wegdragen, meeslepen ; uitstellen -
9 относить
wegbrengen, wegdragen, meeslepen ; uitstellen -
10 снести
wegbrengen, wegdragen ; afbreken, slopen ; leggen -
11 сносить
wegbrengen, wegdragen ; afbreken, slopen -
12 унести
wegbrengen, wegdragen -
13 уносить
wegbrengen, wegdragen -
14 fortfahren
fortfahren2 〈haben/sein〉verder-, doorgaan♦voorbeelden:in seiner Rede fortfahren • met zijn redevoering voortgaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vervoeren, wegbrengen♦voorbeelden:1 etwas, jemanden mit dem Wagen fortfahren • iets, iemand met de auto wegbrengen -
15 вывезти
wegvoeren, weghalen, wegbrengen ; exporteren, uitvoeren -
16 вывозить
wegvoeren, weghalen, wegbrengen ; exporteren, uitvoeren -
17 убирать
wegnemen, wegbrengen, opbergen, verwijderen ; oogsten, de oogst binnenhalen ; opruimen, opmaken ; tooien, versieren -
18 убрать
wegnemen, wegbrengen, opbergen, verwijderen ; oogsten, de oogst binnenhalen ; opruimen, opmaken ; tooien, versieren -
19 увезти
wegvoeren, wegbrengen -
20 увозить
wegvoeren, wegbrengen
Страницы