-
1 armament
n. bewapening; legersterkte[ a:məmənt] -
2 chaff
n. kaf, haksel; waardeloos spul; scherts, plagerij; (in vliegtuigen - metalen banden losgelaten om waarschuwingssignalen van wapentuig door radar bestuurd te verstoren)--------v. plagenchaff1[ tsja:f] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 haksel3 namaak ⇒ nep, prullaria————————chaff21 schertsen ⇒ gekscheren, gekheid makenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 plagen♦voorbeelden:1 chaff hay/straw • hooi/stro fijnhakken -
3 weaponry
-
4 ballista
n. Ballista, soort vroeger wapentuig voor werpen van stenen op doel, Romeins oorlogstuig -
5 gunflint
n. keisteen van kanon (in verouderd wapentuig) -
6 hammerless
adj. zonder hamer (wapentuig) -
7 karate sticks
nunchaku, karatestokken, wapentuig in Oosterse gevechtskunst gebruikt bestaande uit twee harde houten stokken aan einde met band van zweep of koord of ketting verbonden -
8 small arms ammunition
bewapening van lichte wapentuig -
9 sophisticated weaponry
ontwikkeld wapentuig
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский