-
1 amitié
amitié [aamietjee]〈v.〉2 gunst ⇒ genoegen, groet♦voorbeelden:se lier d'amitié avec qn. • vriendschap met iemand sluitenprendre qn. en amitié • vriendschap voor iemand opvattenpar amitié • uit vriendschapfaites-moi l'amitié d' assister à ma fête • doe me een genoegen en kom op mijn feestje→ cadeau1. f 2. amitiésf pl -
2 lier
lier [lie.ee]1 binden ⇒ verbinden, vastbinden♦voorbeelden:lier ses idées • zijn gedachten logisch verbindenlier une sauce • een saus bindendans cette affaire tout est lié • in deze zaak houdt alles verband met elkaarêtre fou à lier • stapelgek zijnêtre lié à, avec qn. d'amitié • met iemand bevriend zijnils sont très liés • ze zijn erg met elkaar bevriendlier connaissance avec qn. • iemand leren kennenlier conversation avec qn. • met iemand een gesprek aanknopen♦voorbeelden:v1) (ver)binden, vastbinden2) aanknopen [vriendschap] -
3 nouer
nouer [noe.ee]1 (vast)knopen ⇒ strikken, binden2 aanknopen ⇒ aangaan, beginnen3 verstijven ⇒ stijf, stram maken♦voorbeelden:1. v1) (vast)knopen2) aanknopen, beginnen3) verstijven2. se nouerv1) (vast)knopen -
4 lier amitié avec qn.
lier amitié avec qn. -
5 nouer amitié avec qn.
nouer amitié avec qn. -
6 se lier d'amitié avec qn.
se lier d'amitié avec qn.Dictionnaire français-néerlandais > se lier d'amitié avec qn.
-
7 renouer
renouer [rənoe.ee]♦voorbeelden:renouer avec qc. • iets weer opvatten, voortzettenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 hervatten ⇒ weer opvatten, weer opnemen2 weer dichtknopen ⇒ weer vastbinden, weer strikken -
8 renouer avec qn.
renouer avec qn. -
9 aimer
aimer [emmee]1 liefhebben ⇒ houden van, beminnen2 houden van ⇒ mooi, prettig, lekker vinden, graag hebben, lusten♦voorbeelden:tu aimeras ton prochain comme toi-même • gij zult uw naaste liefhebben als uzelfaimer aller au théâtre • graag naar de schouwburg gaanj'aime autant ça • dat heb ik net zo liefje t'aime bien • ik vind je heel aardig〈 spreekwoord〉 qui aime bien, châtie bien • wie zijn kinderen liefheeft, kastijdt zeaimer mieux • liever hebben, meer houden vanj'aime à croire, à penser que 〈+ aantonende wijs〉 • ik hoop dat, ik zou graag aannemen datse faire aimer de qn. • iemands genegenheid winnenaimer que 〈+ aanvoegende wijs〉 • graag zien, hebben dataimer autant, bien, mieux que • net zo lief, graag, liever hebben datil aime sans être payé de retour • zijn liefde wordt niet beantwoord♦voorbeelden:1. v1) houden van2) graag hebben, leuk/lekker/mooi vinden2. s'aimervvan zichzelf/elkaar houden -
10 avoir
avoir1 [aavwaar]〈m.〉1 bezit ⇒ vermogen, goed♦voorbeelden:avoir fiscal • belastingfaciliteitense faire faire un avoir • een tegoedbon laten uitschrijvenavoir à la caisse d'épargne • spaartegoedportez cette somme à mon avoir • crediteert u mij voor dit bedrag————————avoir2 [aavwaar]2 〈 vooral met toekomende tijd, passé composé, passé défini〉 krijgen ⇒ in het bezit komen van, hebben ⇒ 〈 examen, trein〉 halen3 te pakken nemen ⇒ beetnemen, te grazen nemen6 schelen ⇒ mankeren, hebben♦voorbeelden:avoir qn. à déjeuner • iemand te lunchen hebbenen avoir assez de qn. • genoeg van iemand hebbenen avoir à, après, contre qn. • iets tegen iemand hebben, op iemand gebeten zijnnous en avons pour deux heures • we hebben er twee uur voor nodigen avoir pour son argent • waar voor zijn geld krijgenavoir pour ami • als vriend hebbenavoir qc. sur soi • iets bij zich hebbenavoir un prix • een prijs krijgenfaire avoir qc. à qn. • iemand aan iets helpen6 qu'est-ce qu'elle a, cette télé? • wat mankeert er aan die televisie?1 er is, zijn ⇒ er staat, staan, er ligt, liggen♦voorbeelden:il y a cinq kilomètres d'ici au village • het dorp is vijf kilometer hiervandaanil y en a qui • er zijn mensen diecombien y a-t-il d'ici à Paris? • hoever is het (van hier) naar Parijs?il n'y a pas de quoi • niets te dankenil n'y a pas que lui • hij is niet de enigequ'est-ce qu'il y a de nouveau? • wat voor nieuws is er?→ unIII 〈 hulpwerkwoord〉1 hebben, zijn2 moeten ⇒ behoeven, willen♦voorbeelden:il n'a pas à se plaindre • hij heeft niet te klagentu n'auras pas à le regretter • je zult er geen spijt van krijgenje n'ai rien à faire • ik heb niets te doenj'ai (fort) à faire • ik heb het (erg) druk1. m1) bezit, vermogen2) creditpost2. v1) hebben, bezitten2) krijgen3) halen [examen, trein]5) dragen [kleren]6) zijn [leeftijd]7) meten8) schelen, mankeren9) lijken (op)10) [hulpww.] hebben, zijn11) [hulpww.] moeten3. il y av1) er is/zijn2) geleden zijn -
11 cadeau
cadeau [kaadoo]〈m.〉1 cadeau ⇒ geschenk, gift♦voorbeelden:cadeau de noce • huwelijksgeschenk〈 spreekwoord〉 les petits cadeaux entretiennent l'amitié • kleine geschenken onderhouden de vriendschapfaire cadeau de qc. à qn. • iemand iets schenkenrecevoir qc. en cadeau • iets cadeau krijgenne pas faire de cadeau à qn. • het iemand niet makkelijk makenmcadeau, geschenk -
12 chaleur
chaleur [sĵaalur]〈v.〉♦voorbeelden:chaleur spécifique • soortelijke warmtedonner de la chaleur • warmte gevenil fait une chaleur terrible • het is verschrikkelijk warmaccueillir qn. avec chaleur • iemand hartelijk ontvangenfemelle en chaleur • loops wijfje→ vaguef1) warmte, hitte2) krolsheid, loopsheid3) vuur, enthousiasme4) warme tijd -
13 coller
coller [kollee]♦voorbeelden:3 coller à la pensée de qn. • iemands gedachte precies uitdrukken; 〈 ook〉 zich inspannen om iemands gedachte goed te kunnen volgencoller à un texte • 〈 van vertaling〉 te woordelijk zijn; 〈 van vertaler〉 te dicht bij het origineel blijven4 ça colle! • dat gaat goed!, dat klopt!, afgesproken!ça ne colle pas entre eux • het klikt niet tussen henII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aanplakken ⇒ (vast)plakken, lijmen, dichtplakken4 〈 informeel〉gooien (in, tegen) ⇒ met kracht smijten (in, tegen)6 〈 vooral onderwijs〉 een strikvraag stellen ⇒ (met een vraag) in het nauw brengen ⇒ 〈 kandidaat〉 laten zakken♦voorbeelden:coller qn. en prison • iemand in de gevangenis zettencoller qc. par terre • iets op de grond smijten7 être collé • (moeten) nablijven, nazitten♦voorbeelden:se coller du rouge à lèvres • lippenstift opdoens'y coller • 〈 bij verstoppertje spelen〉met de ogen geblinddoekt wachten, terwijl de anderen zich gaan verstoppencolle-toi là • ga daar maar zittense coller devant la télévision • zich voor de televisie installeren1. v1) kleven (aan), vastplakken (aan)2) nauw sluiten [kleding]4) gesmeerd lopen, klikken5) aanplakken, dichtplakken6) lijmen8) smijten9) toedienen10) verkopen [klap]11) aansmeren, opdringen13) laten zakken14) laten nablijven [leerling]15) lastig vallen, hinderen [door zijn onophoudelijke aanwezigheid]2. se collerv2) zich toeleggen (op) [ondanks tegenzin] -
14 concevoir
concevoir [kõsəvwaar]1 begrijpen ⇒ inzien, zich (kunnen) voorstellen2 ontwerpen ⇒ uitdenken, bedenken♦voorbeelden:3 concevoir de l'amitié pour qn. • vriendschap voor iemand koesteren, opvattenmessage conçu en ces termes • boodschap die als volgt luidt♦voorbeelden:v1) begrijpen, inzien2) ontwerpen, bedenken3) koesteren -
15 consigner
consigner [kõsienjee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:v4) laten nablijven [school]5) consigneren, binnenhouden [leger]7) de toegang ontzeggen (tot), sluiten -
16 liberté
liberté [liebertee]〈v.〉2 vrijheid ⇒ niet-gebondenheid, ongedwongenheid4 vrijheid ⇒ verlof, recht♦voorbeelden:mettre en liberté • in vrijheid stellenliberté sous caution • vrijlating op borgtocht〈 leus van de Franse Revolutie〉 Liberté, Egalité, Fraternité • vrijheid, gelijkheid, broederschap→ miseliberté de moeurs • vrije, losse zedenliberté du culte • vrijheid van godsdienstoefeningliberté des échanges, du commerce • handelsvrijheidliberté d'opinion • vrijheid van meningsuitinglibertés publiques • grondrechten1. f1) vrijheid2. libertésf pl2) vrijheden, privileges -
17 oeil
oeil1 [uj],yeux [jeu]〈m.〉3 oog ⇒ waakzame blik, aandacht4 oog ⇒ gevoelen, oordeel, mening♦voorbeelden:oeil de verre • kunstoogaux yeux bleus • met blauwe ogenregarder qn. entre les deux yeux • iemand scherp aankijkenfaire les yeux doux à qn. • iemand lief, verliefd aankijkenfaire qc. les yeux fermés • iets blindelings, met gesloten ogen doenles yeux grand(s) ouverts • met wijd opengesperde ogenil a les yeux plus grands que le ventre • zijn ogen zijn groter dan zijn maagfaire les gros yeux à qn. • iemand bestraffend aankijkenà l'oeil nu • met het blote oogoeil poché • blauw oogil a les yeux pochés • hij heeft wallen onder zijn ogen〈 informeel〉 tu n'as donc pas les yeux en face des trous? • heb je geen ogen in je hoofd?baisser les yeux • de ogen neerslaanne pas en croire ses yeux • zijn ogen niet (kunnen) gelovenne dormir que d'un oeil • licht slapense faire les yeux • z'n ogen opmakenne pas fermer l'oeil • geen oog dichtdoenavoir les yeux perdus dans le vague • doelloos voor zich uit starenpocher un oeil à qn. • iemand een blauw oog slaantaper dans l'oeil de qn. • het helemaal maken bij iemands'user, se casser les yeux (à lire) • zijn ogen (met lezen) bederven〈 spreekwoord〉 loin des yeux, loin du coeur • uit het oog, uit het hartde ses (propres) yeux • met eigen ogenpour les beaux yeux de qn. • om iemands mooie ogen〈 spreekwoord〉 oeil pour oeil, dent pour dent • oog om oog, tand om tandcouver des yeux • met de ogen verslinden, tedere blikken werpen opdébrider les yeux de qn. • iemand de ogen openenfermer les yeux sur qc. • de ogen voor iets sluitenfixer les yeux sur qn., qc. • de blik op iemand, iets vestigenjeter les yeux sur qc., qn. • zijn blik op iets, iemand richtenlever les yeux sur • het oog laten vallen op, begerenouvrez bien vos yeux! • houdt uw ogen goed open!ne pas quitter des yeux qn., qc. • de ogen niet van iemand, iets kunnen afwendensauter aux yeux • in het oog springensuivre qn. des yeux • iemand nakijkenses yeux tombèrent sur la lettre • zijn blik viel op de brief〈 spreekwoord〉 ce que les yeux ne voient pas ne fait pas mal au coeur • wat niet weet, wat niet deertmettre sous les yeux de qn. • iemand tonenavoir qc. sous les yeux • iets voor zich hebben (liggen)avoir l'oeil à tout • op alles lettenn'avoir pas les yeux dans sa poche • zijn ogen niet in z'n zak hebben (zitten)n'avoir d'yeux que pour • alleen oog hebben voorça crève les yeux • dat is zo klaar als een klontjeêtre tout yeux, tout oreilles • een en al oor en oog zijnfrapper l'oeil • meteen in het oog vallenouvrir l'oeil (et le bon) • zijn ogen goed open houdentenir qn. à l'oeil • iemand in 't oog houden4 regarder qn. d'un bon, d'un mauvais oeil • iemand gunstig, niet gunstig gezind zijnvoir qc. d'un bon, d'un mauvais oeil • iets gaarne, met lede ogen ziend'un oeil critique • kritischregarder qn. d'un oeil noir • iemand vuil aankijkenà mes yeux • in mijn ogen, volgens mijoeil électrique • foto-elektrische cel〈 informeel〉 mon oeil! • je tante!, ammehoela!n'avoir plus que les yeux pour pleurer • alles verloren hebbencoûter les yeux de la tête • peperduur zijnse rincer l'oeil • zijn ogen uitkijkentaper de l'oeil • slaap hebben, een tukje doentourner de l'oeil • flauwvallenentre quatre yeux • onder vier ogen————————〈m.〉 〈 ambachtelijk〉1 oog ⇒ gat, opening, boring1. m 2. yeuxm pl -
18 paupière
paupière [poopjer]〈v.〉1 ooglid♦voorbeelden:fermer les paupières à qn. • iemand de ogen sluitenf -
19 pousser
pousser [poesee]1 duwen ⇒ drukken, (op)dringen3 zijn weg vervolgen ⇒ doorgaan, -rijden, -reizen♦voorbeelden:2 faire pousser • verbouwen, telen, kwekenlaisser pousser sa barbe • zijn baard laten staan4 faut pas pousser! • je moet niet zo overdrijven!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (voort)duwen ⇒ (voort)drijven, voortstuwen, schuiven2 aanzetten ⇒ aansporen, (aan)drijven4 uitstoten ⇒ slaken, uiten, zingen5 stimuleren ⇒ vooruitbrengen, bespoedigen6 vooruithelpen ⇒ begunstigen, steunen, pousseren8 voortgaan met ⇒ voortzetten, uitbreiden, verlengen♦voorbeelden:pousser la porte • de deur open-, dichtduwenpousser qn. dehors • iemand buiten (de deur) zettenpousser la plaisanterie trop loin • de scherts te ver drijvenpousser qc. à sa perfection • iets tot in de perfectie uitwerkenpousser l'amitié, la haine jusqu'à 〈+ onbepaalde wijs〉 • zover gaan met zijn vriendschap, zijn haat dat2 pousser un élève • een leerling vooruithelpen, stimulerenpousser des cris • een geschreeuw aanheffenpousser des gémissements • kermen, kreunen¶ pousser son avantage, ses succès • zijn voordeel uitbuiten, weten te benuttenpousser sa voix • zijn stem verheffen1 plaats maken ⇒ opschuiven, opschikken, opzij gaan3 zich opwerken ⇒ carrière, naam maken→ colv1) duwen, drukken2) groeien3) doorgaan4) overdrijven5) persen [bevalling]6) (voort)duwen7) aansporen8) uiten, slaken9) stimuleren10) krijgen [wortels]11) voortzetten -
20 prendre
prendre [prãdr]1 dik, hard worden ⇒ bevriezen, stollen5 lukken ⇒ aanslaan, succes hebben6 afslaan ⇒ richting, weg nemen♦voorbeelden:prendre à travers champs • dwars door de velden gaanprendre sur soi de • op zich nemen om teII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 opvatten ⇒ opnemen, beschouwen4 (aan)nemen ⇒ zich verschaffen, krijgen5 aannemen ⇒ veronderstellen 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:prendre une femme de force • een vrouw verkrachten, aanrandence tissu prend bien la teinture • deze stof kan gemakkelijk geverfd worden〈 informeel〉 ça te prend souvent? • heb je daar vaker last van?〈 informeel〉 qu'est-ce qui te prend? • wat mankeert jou?, wat is er nou ineens met jou aan de hand, ben je nou helemaal?c'est à prendre ou à laisser • graag of nietil y a à prendre et à laisser • niet alles kloptprendre une personne pour une autre • iemand voor iemand anders aanzienpour qui me prenez-vous? • waar ziet u me voor aan?prendre qn. pour un savant • iemand voor een geleerde houdenle prendre de haut • het hoog opnemenprendre en bonne, en mauvaise part • goed, slecht opnemen→ temps〈 spreekwoord〉 tel est pris qui croyait prendre • die een kuil graaft voor een ander valt er zelf inon ne m'y prendra plus! • dat zal me niet meer overkomen!je vous y prends • nu heb ik je (betrapt)bien lui a pris de • hij heeft er goed aan gedaan te2 genomen, gepakt worden♦voorbeelden:s'y prendre bien, mal • het goed, slecht aanpakken, aanleggense prendre d' amitié pour • vriendschap opvatten voorpour qui te prends-tu? • wie denk je wel dat je bent?1. v1) bevriezen, stollen2) vastkoeken4) aangaan [vuur]6) afslaan7) (mee)nemen, grijpen8) opvatten9) kosten10) aannemen2. se prendrev1) bevriezen
Перевод: с французского на все языки
- С французского на:
- Все языки
- Нидерландский
- Русский
vriendschap met iemand sluiten
Страницы