-
1 voorstaan
1 [voor iets staan] stand/be in front2 [heugen] remember, recall♦voorbeelden:3 de vrije handel voorstaan • support/advocate/believe in free tradeer goed/slecht voorstaan • 〈 met betrekking tot zaken〉 look/not look promising; 〈 met betrekking tot personen〉 be doing well/be in a bad way -
2 voorstaan
v. advocate, champion, stickle -
3 de vrije handel voorstaan
de vrije handel voorstaansupport/advocate/believe in free tradeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de vrije handel voorstaan
-
4 er goed/slecht voorstaan
er goed/slecht voorstaan〈 met betrekking tot zaken〉 look/not look promising; 〈 met betrekking tot personen〉 be doing well/be in a bad wayVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > er goed/slecht voorstaan
-
5 er lelijk voorstaan
er lelijk voorstaanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > er lelijk voorstaan
-
6 met twee doelpunten achterstaan/voorstaan
met twee doelpunten achterstaan/voorstaantrail/lead by two goalsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met twee doelpunten achterstaan/voorstaan
-
7 zich op zijn kennis laten voorstaan
zich op zijn kennis laten voorstaanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zich op zijn kennis laten voorstaan
-
8 doelpunt
♦voorbeelden:een doelpunt afkeuren • disallow a goaleen doelpunt maken • kick/score a goalmet twee doelpunten verschil verliezen/winnen • lose/win by two goalsmet twee doelpunten achterstaan/voorstaan • trail/lead by two goals -
9 lelijk
1 [niet mooi] ugly♦voorbeelden:het was een lelijk gezicht • it looked awfullelijk schrijven • write untidilydie broek staat je lelijk • those trousers don't suit youlelijk worden • lose one's lookseen lelijke wond • a bad/nasty woundlelijk toegetakeld • be badly hurtlelijk hoesten • have a bad coughlelijk terechtkomen • get badly hurter lelijk voorstaan • be in a very bad positionhet ziet er lelijk uit • things are looking bader lelijk aan toe zijn • be in a bad wayiemand lelijk aankijken • frown at someonelelijk weer • nasty weatherlelijk tegen iemand doen • be nasty to someoneiemand uitmaken voor alles wat lelijk is • call someone all sorts of nameslelijke dingen zeggen • say mean/nasty thingsII 〈 bijwoord〉♦voorbeelden:zich lelijk vergissen in iemand/iets • be badly mistaken about someone/somethinger lelijk naast zitten • be way off targethij werd lelijk te grazen genomen • he really got done
Перевод: с нидерландского на английский
с английского на нидерландский- С английского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Русский
- Французский