-
1 lead
adj. belangrijkste; eerste; de leider; de leiding; opening (van een artikel)--------adj. loden--------n. leiding; bescherming; verschil tussen-; leidend; voorbeeld; richting (van een verhoor); toespeling; de eerste plaats; leidinggevende positie; leiding; bescherming; leidend; toelichting, voorlichting--------n. lood; grafiet; kogels (voor vuurwapen); gewicht; printplaat--------v. leiden, ertoe brengen; vooropgaan; voorgaan; aanvoeren; leiden (leven)--------v. met lood bedekken, verloden; in lood zettenlead1[ led] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 lood♦voorbeelden:————————lead2[ lie:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 aanknopingspunt ⇒ aanwijzing, suggestie8 〈 elektriciteit〉voedingsdraad/leiding/lijn9 〈 voornamelijk Brits-Engels〉(honden)lijn/riem♦voorbeelden:2 give someone a lead • iemand op weg helpen/een hint geven5 whose lead is it? • wie moet er uitkomen?————————lead3♦voorbeelden:1 voorgaan ⇒ de weg wijzen, (bege)leiden2 aan de leiding gaan ⇒ aanvoeren, op kop/voor(op) liggen; 〈 sport〉 voorstaan, een voorsprong hebben op; 〈 figuurlijk〉 de toon aangeven4 leiden ⇒ aanvoeren, het bevel hebben/voeren (over)♦voorbeelden:Liverpool leads with sixty points • Liverpool staat bovenaan met zestig punten¶ lead off (with) • beginnen/openen/van start gaan (met)2 brengen/bewegen tot ⇒ overhalen, aanzetten tot♦voorbeelden:¶ lead (someone) astray • (iemand) op een dwaalspoor/het verkeerde pad brengenlead (someone) on • (iemand) overhalen/verleiden (tot); iemand iets wijsmaken -
2 precede
v. voorgaan; voorgang; inleiden[ prissie:d]1 voorgaan ⇒ vooraf (laten) gaan, de voorrang hebben♦voorbeelden:the years preceding his marriage • de jaren voor zijn huwelijkhe preceded his speech with a poem • hij leidde zijn toespraak in met een gedicht -
3 precedence
-
4 give precedence to
give precedence tolaten voorgaan, voorrang verlenen aan -
5 go ahead
alstublieft, gaat u verder (afkorting op internet)go ahead1 voorafgaan ⇒ voorgaan, vooruitgaan3 verder gaan ⇒ voortgaan, vervolgen♦voorbeelden:go ahead! • ga je gang!, begin maar!———————— -
6 rank
adj. geil, grof--------n. rang, stand; rij; kolom--------v. indelen naar rang; graderenrank1[ rængk]1 rij ⇒ lijn, reeks♦voorbeelden:2 the rank and file • de manschappen 〈 met inbegrip van de onderofficieren〉; 〈 figuurlijk〉 de gewone manjoin the ranks of the unemployed • zich voegen bij het leger van werklozenthe lieutenant was reduced to the ranks • de luitenant werd tot gewoon soldaat gedegradeerdhe had risen from the ranks through study • door studie had hij zich opgewerkt♦voorbeelden:raised to the rank of major • tot (de rang van) majoor bevorderda playwright of the first rank • een van de allerbeste toneelschrijvers————————rank2〈 rankness〉3 stinkend ⇒ sterk (riekend), scherp (smakend)4 stuitend ⇒ smerig, grof♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 absoluut ⇒ onmiskenbaar, duidelijk♦voorbeelden:rank injustice • schreeuwende onrechtvaardigheidrank nonsense • kklare onzin————————rank33 〈 juridisch, economie〉 bevoorrecht zijn 〈 van schuldeiser〉 ⇒ in aanmerking komen voor, aanspraak maken op♦voorbeelden:rank as • gelden als3 I hope that my shares will rank for the next dividend • ik hoop dat mijn aandelen voor de volgende dividenduitkering in aanmerking komenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 plaatsen ⇒ neerzetten, rangschikken♦voorbeelden: -
7 usher
n. portier; plaatsaanwijzer--------v. voeren, leidenusher1[ usjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————usher2〈 werkwoord〉1 als portier/plaatsaanwijzer/ceremoniemeester optreden voor ⇒ voorgaan; brengen naar♦voorbeelden:1 usher out • uitlaten, naar buiten geleidenusher into • binnenleiden in
См. также в других словарях:
Max Blokzijl — in jungen Jahren (1907) Marius Hugh Louis Wilhelm (Max) Blokzijl (* 20. Dezember 1884 in Leeuwarden; † 16. März 1946 in Den Haag) war ein niederländischer Journalist und Autor. Blokzijl wurde zunächst durch seine Report … Deutsch Wikipedia
Jüngster — 1. Die Jüngsten gehen vor, wenn man die Alten begräbt. Holl.: De jongsten moeten voorgaan, als de oudsten ten grave gedragen worden. (Harrebomée, I, 363a.) *2. Er ist der Jüngsten keiner. – Eyering, II, 337. [Zusätze und Ergänzungen] *3. Der… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Läufer — 1. Alle Löpers sünt kêne Köpers. – Eichwald, 1206. Es haben nicht alle Leute, die auf dem Markt herumlaufen, die Absicht zu kaufen. 2. Der schlechteste Läufer muss vorangehen. Holl.: De slechtste looper moet voorgaan. (Harrebomée, II, 37.) 3. Der … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Steg — 1. Auf einem Steg im Regenbach und Fluss, Knecht vor, der Herr dahinter gehen muss. 2. Auf Einem Stege können nicht zwei Feinde gehen. 3. Auf Einem Stege können nicht zwey unbeliebte waschen. – Sutor, 7. Lat.: Quod sibi quisque nolit fieri, non… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Tiefe — 1. Aus der Tiefe rufe ich, schrie der Bauer, als er in die Mistgrube gefallen war. 2. Die Tiefe ist allemal der Höhe gleich bei einem Fall. 3. Die Tiefe thut s nicht, sonst wäre ein Röhrkübel besser als ein Pokal. – Parömiakon, 1065. Alles ist an … Deutsches Sprichwörter-Lexikon