-
1 gare
gare1 [gaar]〈v.〉♦voorbeelden:gare de départ • vertrekhalgare de jonction • aansluitingsstationgare terminus • eindstation, -puntgare routière • autobus- en vrachtwagenstationmettre qn. à la gare • iemand naar het station brengen¶ à la gare! • loop naar de maan!envoyer qn. à la gare • iemand afschepen, iemand er uit zetten————————gare2 [gaar]1 pas op! ⇒ let op!, kijk uit!♦voorbeelden:1 ils sont arrivés sans crier gare • ze kwamen onverwachts, zo maar binnenvallengare à toi! • wee je gebeente!gare à tes fesses! • moet je soms een pak voor de broek hebben!f1) station2) luchthaven3) aanlegplaats [schip] -
2 port
port [por]〈m.〉1 haven ⇒ havenstad, wijkplaats2 (het) dragen ⇒ (het) bij zich hebben, (het) voeren3 vervoer ⇒ vracht, tonnage♦voorbeelden:port de plaisance • jachthavenport de salut • vluchthavenport de transit • transitohavenport franc • vrijhavenarriver à bon port • behouden aankomenfaire tous les ports d'Afrique • alle Afrikaanse havens aandoenavoir un permis de port d'armes • een wapenvergunning hebben4 franc, franco de port • franco, portvrijport payé • port betaald, niet frankerenport parallèle • parallelle poortm1) haven2) havenstad3) bergpas [Pyreneeën]4) (het) dragen5) vracht [schip]6) houding [lichaam]7) poort [computer] -
3 *havre
-
4 port de salut
port de salut
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский