-
1 floor-to-floor-time
vloer-tot-vloer-tijd -
2 floor
n. vloer; verdieping; benedenverdieping; zaal; platvorm; beurt om te spreken--------v. maken van een vloer; vloeren; verslaan; verwarrenfloor1[ flo:]3 minimum ⇒ bodemprijs, minimumloon4 bodem♦voorbeelden:II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉♦voorbeelden:take the floor • het woord nemen/voerentake the floor • (gaan) dansenwipe/mop the floor with someone • de vloer met iemand aanvegen————————floor2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:I was floored by that question • die vraag ging me te hoog -
3 parquet
n. parket, houten vloer--------v. parket maken, houten vloer aanleggen[ pa:kee, pa:kie] 〈 ook attributief〉 -
4 planking
-
5 carpet
n. kleed, vloerkleed--------v. bedekken met vloerkleed; berispingcarpet1[ ka:pit] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (vloer)tapijt ⇒ (vloer)kleed, karpet, (trap)loper♦voorbeelden:fitted carpet • vast/kamerbreed tapijt————————carpet2〈 werkwoord〉2 〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉een uitbrander/standje geven♦voorbeelden: -
6 about
adv. om; ongeveer; omstreeks--------prep. op, betreffende; naastabout1♦voorbeelden:about twenty pence • ongeveer twintig pencedon't carry it about with you • draag het niet overal meego about telling lies • overal leugens vertellenthere's a lot of flu about • er heerst griepthere's plenty of money about • er is veel geld in omloophe turned about • hij draaide zich om————————about2〈 voorzetsel〉1 rond ⇒ om … heen3 door … heen ⇒ over5 omstreeks ⇒ omtrent, ongeveer♦voorbeelden:her toys lay about the floor • haar speelgoed lag verspreid over de vloerhe is well known about the town • hij is in de hele stad goed bekenda book about religion • een boek over godsdienstthe truth, that's what it's all about • de waarheid, daar gaat het ombe quick about it • schiet eens wat op¶ about it! • aan de slag!while you are about it • als je (er) toch (mee) bezig bentwhat about it? • nou, en …?, so what?; wat wil je nu/erover zeggen?what/how about a cup of coffee? • zin in een kop koffie?, wat vind je van een kop koffie?what is he about? • wat voert hij uit? -
7 be on visiting terms with
-
8 board
n. bord, plank; directie; (in computers) computerkaarten, een plastic kaart waarop elektronische onderdelen gesoldeerd zijn, de computerkaart past in een slot (uitbreidingsslot); voedsel--------v. in de kost zijn; beplanken; aan boord gaan (trein)board1[ bo:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 (aanplak/score)bord ⇒ schild, plaat; bord 〈 basket- en korfbal〉; (schaak)bord; (speel)bord4 kost(geld) ⇒ onderhoud, pension♦voorbeelden:board by board, board on board • boord aan boord, met de schepen langszijon board • aan boord vanfull board • vol pensionboard of governors • bestuur, curatoriumeditorial board • redactie¶ groaning board • rijkbeladen tafel/dissweep the board • grote winst(en) boeken, zegevierenabove board • open, eerlijkacross the board • over de hele linie, iedereen, niemand uitgezonderdgo on board a train • in de trein stappen————————board22 laveren ⇒ slagen maken, opwerken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 beplanken ⇒ beschieten, betimmeren, bevloeren, kartonneren2 in de kost hebben/nemen♦voorbeelden: -
9 cleaner
n. schoonmaker[ klie:nə]1 schoonmaker/maakster ⇒ werkster♦voorbeelden:¶ 〈 informeel〉 take someone to the cleaner's • iemand uitkleden/uitschudden; de vloer met iemand aanvegen -
10 floor lamp
n. lamp die op de vloer staat, staande lampfloor lamp -
11 floorcloth
n. dweil, doek om vloer te dweilen; zwabber, stokdweil; vloerbedekking, zeil; (Theater) doek dat wordt geverfd om speciaal effect te creëren of dat op de toneelvloer wordt gelegd om actegebied aan te duidenfloorcloth1 dweil ⇒ wrijfdoek, poetsdoek -
12 flooring
-
13 ground
adj. grond-, bodem-; vermalen, verbrijzeld--------n. aarde; grond; terrein; ondergrond; gebied; basis--------v. aan de grond houden; funderen; baseren; beargumenteren; aardenground1[ graund]♦voorbeelden:♦voorbeelden:fall to the ground • falen, in duigen vallentouch ground • vaste grond onder de voeten krijgenrun oneself into the ground • zich uitputtenget off the ground • van de grond/op gang komen3 break (new/fresh) ground • nieuw terrein betreden, pionierswerk verrichtencover much ground • een lange afstand afleggen; veel terrein/onderwerpen bestrijkengive/lose ground • terrein verliezen, wijkenhold/keep/stand one's ground • standhouden, voet bij stuk houdenshift one's ground • van argument/mening veranderenfeel the ground • poolshoogte nemenit suits him down to the ground • dat komt hem uitstekend van pasIV 〈 meervoud〉♦voorbeelden:1 a house standing in its own grounds • een huis, geheel door eigen grond omgeven————————ground2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 gronden ⇒ baseren, onderbouwen♦voorbeelden:————————ground3→ grind grind/ -
14 her toys lay about the floor
-
15 knock spots off
gemakkelijk verslaan, de vloer aanvegen met -
16 lift
n. lift; het meeliften met iemand; verhoging; steun; het omhoogtillen--------v. verhogen; omhoogtillen; opkomen, omhoog komen; optrekken; onthullen; stelen (spreektaal)lift1[ lift]1 〈 voornamelijk Brits-Engels〉(goederen/personen)lift3 (ver)heffing ⇒ hijs(ing), optrekking♦voorbeelden:1 lift ⇒ opwaartse druk, draagkracht————————lift21 (op)stijgen ⇒ opgaan/komen, omhooggaan/komen♦voorbeelden:1 this window won't lift • dit raam gaat/wil niet omhoog/open〈 luchtvaart, ruimtevaart〉 lift off • opstijgen, startenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (omhoog/op)tillen ⇒ omhoog/optrekken, (op)hijsen♦voorbeelden:not lift a hand/finger • geen hand/vinger/poot uitstekenlift down • aftillen, neerlatenlift a tent • een tent afbreken -
17 scuff
n. bij het nekvel grijpen; smerigheid--------v. bij het nekvel grijpen; smerig zijnscuff1————————scuff2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
18 slump down to the floor
slump down to the floor -
19 slump
n. ineenstorting, snelle daling--------v. in elkaar zakken, instorten, vallenslump1————————slump2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
20 spot
adj. op staande voet; present zijnde--------adv. precies (slang)--------n. vlek; stippel; plek; scheutje; plek; ; weinig--------v. opsporen; identificeren, onderscheiden; uitvinden; vlekken; stippelen; vlekken verwijderen; vuil worden; plaatsenspot1[ spot] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 puistje4 positie ⇒ plaats, functie♦voorbeelden:8 a spot of bother • een probleem, onenigheid¶ change one's spots • van richting/overtuiging veranderen, een ander leven gaan leiden〈 Brits-Engels〉 knock spots off • gemakkelijk verslaan, de vloer aanvegen methe had to leave on the spot • hij moest op staande voet/onmiddellijk vertrekkenput someone on the spot • iemand in het nauw brengen————————spot2〈 spotted〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 herkennen ⇒ eruit halen/pikken, ontdekken4 plaatsen ⇒ situeren, neerzetten♦voorbeelden:I spotted him right away as a Dutchman • ik wist meteen dat hij een Nederlander was————————spot3〈 bijwoord〉 〈Brits-Engels; informeel〉1 precies♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Afrikaans Language Monument — Afrikaanse Taalmonument Obelisks of the Language Monument Location Paarl, Western Cape, South Africa Completion date … Wikipedia
Afrikaanse Taalmonument — Obelisken des Denkmals in Paarl. Elemente des Monuments … Deutsch Wikipedia
Afrikaanse Taalmonument (Paarl) — Obelisken des Denkmals in Paarl … Deutsch Wikipedia
Le Monument de la langue Afrikaans — Monument de la langue Afrikaans Les Obélisques du Monument à Paarl … Wikipédia en Français
Monument De La Langue Afrikaans — Les Obélisques du Monument à Paarl … Wikipédia en Français
Monument de la langue Afrikaans — Les Obélisques du Monument à Paarl … Wikipédia en Français
Monument de la langue afrikaans — Les Obélisques du Monument à Paarl … Wikipédia en Français
Flur — Sf std. (12. Jh.), mhd. vluor m., ahd. fluor m., mndd. flōr, mndl. vloer Stammwort. Aus g. * flōra m. Boden , auch in anord. flórr m., ae. flōr m. Außergermanisch entspricht * plā ro in air. lár m./n., kymr. llawr Boden , von derselben Grundlage… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Floor — (fl[=o]r), n. [AS. fl[=o]r; akin to D. vloer, G. flur field, floor, entrance hall, Icel. fl[=o]r floor of a cow stall, cf. Ir. & Gael. lar floor, ground, earth, W. llawr, perh. akin to L. planus level. Cf. {Plain} smooth.] 1. The bottom or lower… … The Collaborative International Dictionary of English
Floor cloth — Floor Floor (fl[=o]r), n. [AS. fl[=o]r; akin to D. vloer, G. flur field, floor, entrance hall, Icel. fl[=o]r floor of a cow stall, cf. Ir. & Gael. lar floor, ground, earth, W. llawr, perh. akin to L. planus level. Cf. {Plain} smooth.] 1. The… … The Collaborative International Dictionary of English
Floor cramp — Floor Floor (fl[=o]r), n. [AS. fl[=o]r; akin to D. vloer, G. flur field, floor, entrance hall, Icel. fl[=o]r floor of a cow stall, cf. Ir. & Gael. lar floor, ground, earth, W. llawr, perh. akin to L. planus level. Cf. {Plain} smooth.] 1. The… … The Collaborative International Dictionary of English