-
1 colle
colle [kol]〈v.〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 quel pot de colle! • wat een klit!colle forte • hout-, boekbinderslijm5 quelle colle! • wat vervelend!¶ faites chauffer la colle! • dat is heel geweest!f1) lijm2) strikvraag3) (het) nablijven [straf]4) (onverwacht) proefwerk, repetitie -
2 ennuyeux
ennuyeux [ãnŵiejeu]♦voorbeelden:ennuyeux comme la pluie • verschrikkelijk saai= ennuyeuse; adj1) vervelend, saai2) lastig -
3 fâcheux
fâcheux [faasĵeu]1 vervelend ⇒ onaangenaam, lastig2 betreurenswaardig ⇒ sneu, jammer♦voorbeelden:c'est fâcheux • het is een kwalijke zaak= fâcheuse; adj2) vervelend -
4 collant
-
5 contrariant
contrariant [kõtraarjã]1 tegendraads ⇒ tegenstribbelend, in de contramine, dwars(drijvend)2 ergerlijk ⇒ hinderlijk, vervelend♦voorbeelden:1 avoir l'esprit contrariant, l'humeur contrariante • altijd dwarsliggen, moeilijk doenil n'est pas contrariant • hij maakt nooit moeilijkhedenadj1) tegendraads2) ergerlijk, vervelend -
6 embêter
embêter [ãbettee]1 vervelen ⇒ ergeren, op de zenuwen werken, treiteren♦voorbeelden:ça m' embête drôlement • dat vind ik knap vervelendne l'embête pas • laat hem met rust♦voorbeelden:1 ne pas s'embêter • zich uitstekend vermaken, niet te klagen hebben1. vergeren, lastig vallen2. s'embêterv -
7 fatigant
-
8 insipide
-
9 rance
-
10 raseur
raseur [raazur],raseuse [raazeuz]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden:m (f - raseuse)2) scheerder/-rster -
11 ah
ah [aa]1 〈 blijdschap, smart, bewondering, ongeduld enz.〉ah! ⇒ o!, och!, zo!, ha!♦voorbeelden:1 ah bon! • ach zo!, ja, ja!, hee, ik begrijp 't!, wat leuk, vervelend nou!ah! non! • absoluut niet!ah oui? • o ja?ah qu'est-ce que tu es embêtant! • God, wat ben je weer vervelend! -
12 aride
-
13 bonnet
bonnet [bonne]〈m.〉1 muts♦voorbeelden:triste comme un bonnet de nuit • heel saai, heel vervelendbonnet à poil • bontmutsun gros bonnet • een hoge pietquel bonnet de nuit! • wat een zeurpiet!prendre qc. sous son bonnet • iets op eigen verantwoording doenm1) muts2) cup [bustehouder]3) netmaag -
14 contrarier
contrarier [kõtraarjee]〈 werkwoord〉1 dwarsbomen ⇒ tegenwerken, hinderen2 ontstemmen ⇒ ergeren, dwarszitten♦voorbeelden:v1) dwarsbomen, tegenwerken2) ontstemmen, dwarszitten -
15 déplaire
déplaire [deepler]♦voorbeelden:cela ne me déplairait pas • dat zou ik best willen1 zich niet thuis voelen ⇒ niet kunnen aarden, niet gedijen1. v1) tegenstaan, niet bevallen2) ergeren2. se déplairev -
16 désagréable
désagréable [deezaagree.aabl]1 onaangenaam ⇒ vervelend, naar, onprettig♦voorbeelden:adjonaangenaam, naar -
17 ennui
ennui [ãnŵie]〈m.〉♦voorbeelden:tromper l'ennui • de verveling verdrijvenquel ennui! • wat vervelend!se créer, se préparer bien des ennuis • zich veel problemen op de hals halenfaire, attirer, causer des ennuis à qn. • iemand in moeilijkheden brengen1. m1) verveling2. ennuism plproblemen, zorgen -
18 gênant
gênant [zĵennã]♦voorbeelden:être dans une position gênante • in een benarde positie zittenregard gênant • onbescheiden blikcet homme devient gênant • die man wordt lastig, opdringerigadjhinderlijk, lastig -
19 gêner
gêner [zĵennee]1 hinderen ⇒ belemmeren, lastig vallen, in de weg staan, storen♦voorbeelden:est-ce que la fumée vous gêne? • hebt u last van de rook?si cela ne vous gêne pas • als u er geen bezwaar tegen hebtcela vous gênerait de me prêter cent francs? • vind je het vervelend om mij honderd frank te lenen?être gêné pour respirer • moeilijk adem kunnen halencela vous gêne que … 〈+ aanvoegende wijs〉 • komt het ongelegen als …♦voorbeelden:1 ne vous gênez pas pour me téléphoner si tard! • je kunt me gerust zo laat opbellen!faites comme chez vous, ne vous gênez pas! • doe maar alsof je thuis bent, ga gerust je gang!〈 schertsend〉 ne vous gênez pas! • wel ja, je gaat je gang maar!v1) belemmeren, hinderen -
20 plus
plus1 [pluu]〈m.〉♦voorbeelden:〈 spreekwoord〉 qui peut le plus, peut le moins • komt men over de hond, dan komt men ook over de staart(tout) au plus • hoogstens————————plus2 [pluu, pluus]〈 bijwoord〉3 〈ne … plus〉niet … meer4 plus ⇒ en♦voorbeelden:plus grand • groteril y a plus • sterker nogqui plus est • bovendien, sterker nogplus … (et) moins • hoe meer … des te minderj'ai deux francs de plus que toi • ik heb twee franken meer dan jijplus de • meer (dan)raison de plus • reden te meerde plus en plus • hoe langer hoe meerde, en plus • bovendienen plus de • behalveles plus de quinze ans • de jongeren boven de vijftienplus ou moins • min of meeril ne manque plus que ça! • dat ontbrak er nog maar aan, ook dat nog!→ fou¹ce qui frappe le plus • wat het meest opvaltvenez au plus vite • kom zo snel mogelijkla situation est des plus embarrassantes • de situatie is uiterst vervelendnon plus • ook nietpas plus • evenmin, niet meer danplus de • geen … meer1. m1) (het) meeste, maximum2) plusteken2. adv1) meer2) meest(e)3) [+ne] niet...meer4) plus, en
См. также в других словарях:
Belgisches Niederländisch — (Belgisch Nederlands) Gesprochen in Belgien Sprecher 6,4 Millionen Linguistische Klassifikation Indogermanische Sprachen Germanische Sprachen Westgermanische Sprachen … Deutsch Wikipedia