-
1 budge
v. opzij gaan; uit de weg gaan[ budzj] 〈voornamelijk met ontkenning van shall/will/would, can/could〉1 zich (ver)roeren ⇒ (zich) bewegen, zich verplaatsen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (een klein stukje) verplaatsen ⇒ verschuiven, verschikken♦voorbeelden: -
2 ease
n. gemak; rust; eenvoud--------v. gemakkelijk maken; kalmeren; vrijlaten; ontspannenease1[ ie:z] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 ongedwongenheid ⇒ gemak, comfort♦voorbeelden:1 with ease • gemakkelijk, met gemakat one's ease • op zijn gemak, rustigput/set someone at (his) ease • iemand op z'n gemak stellen/geruststellen————————ease21 afnemen ⇒ minder worden, (vaart) minderen♦voorbeelden:ease off/up • afnemen, verminderen, rustiger aan gaan doenease up on someone • minder streng zijn tegen iemandII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verlichten ⇒ doen afnemen/verminderen3 behoedzaam/omzichtig bewegen♦voorbeelden:ease back the throttle • gas terugnemenease off the lid • voorzichtig de deksel eraf halenshe eased the car from its narrow berth • behoedzaam reed ze de auto uit de nauwe parkeerplaats -
3 move about
rondwandelenmove about, move around1 rondreizen ⇒ heel wat afreizen, vaak onderweg zijn2 zich (voortdurend) bewegen ⇒ rondlopen/drentelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 dikwijls verschikken ⇒ vaak verplaatsen, rondsjouwen -
4 transpose
v. verplaatsen, verschikken, omzetten, verwisselen; transponeren (vooral muziek), overbrengen[ trænspooz] 〈zelfstandig naamwoord: transposition〉1 anders schikken ⇒ (onderling) verwisselen, omzetten
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский