-
1 go smash
vernielen -
2 to destroy
vernielen -
3 lay waste
-
4 pull down
vernielen, vernietigen, naar beneden halenpull down♦voorbeelden: -
5 demolish
-
6 havoc
n. verwoesting; ravage--------v. verwoesten, vernielen[ hævək]♦voorbeelden:1 play havoc among/with, make havoc of, wreak havoc on • totaal verwoesten/vernielen; grondig in de war sturen, een puinhoop maken van -
7 vandalize
-
8 bang up
-
9 bang
adv. klap, dreun; met lawaai--------interj. boem!--------n. slag; geluid van een explosie; harde slag, dreun; verdovend middel, hennep--------v. slaan, treffen; voortdurend lawaai maken; opzettelijk lawaai maken; een speciale haardracht ("pony") maken waarbij het voorhoofd zichtbaarder wordt; (Agressieve Slang) deelnemen aan geslachtsgemeenschap, een paar vormenbang1[ bæng] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 klap ⇒ dreun, slag2 knal ⇒ ontploffing, schot3 plotselinge inspanning/energie♦voorbeelden:3 start off with a bang • hard aan het werk gaan/van stapel lopen————————bang2♦voorbeelden:bang into someone • iemand toevallig ontmoeten→ bang away bang away/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 stoten ⇒ bonzen, botsen2 dichtgooien/smijten♦voorbeelden:→ bang out bang out/————————bang3〈 bijwoord〉1 precies ⇒ pats, vlak2 plof ⇒ boem, paf♦voorbeelden:〈 informeel〉 bang on • precies goed/raakbang on time • precies op tijdbang went another million • nog een miljoen naar de maancome bang up against (something) • stuiten op (iets)————————bang41 boem! ⇒ pats!, pang! -
10 bust up
n. ernstige ruzie die een relatie doet verbreken; echtscheiding of verbreking van vriendschap; groot lawaaierig feest--------v. bonje hebben, door geweld breken of vernielenbust up〈 informeel〉1 〈 Brits-Engels〉bonje/hommeles hebben1 in de war sturen ⇒ verknallen, bederven -
11 destroy
-
12 devastate
v. vernielen, afbreken, ruïneren[ devvəsteet] 〈zelfstandig naamwoord: devastation〉1 verwoesten ⇒ ruïneren, vernietigen -
13 disfigure
-
14 eat
v. eten; vernielen; knauwen♦voorbeelden:eat out of someone's hand • uit iemands hand etenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:she (just) ate up all that praise • zij zwolg in al de bewonderingeaten up with curiosity • verteerd door nieuwsgierigheid¶ what's eating you? • wat zit je zo dwars? -
15 eradicate
v. verwoesten, vernielen, ontwortelen[ irædikkeet] 〈zelfstandig naamwoord: eradication〉 -
16 kill
n. (het) doden; jacht; prooi; (computers-internet) een bevel dat op een nickserv niemand met dezelfde naam toelaat--------v. doden, vermoorden, vernielen; buiten werking stellen; verspillen; verijdelen; (in computers) een bevel annuleren, een bepaalde werking stoppen, één van meerdere aktiviteiten opheffenkill1[ kil] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 buit ⇒ vangst, (gedode) prooi♦voorbeelden:¶ be in at the kill • erbij zijn als de vos gedood wordt; 〈 figuurlijk〉 er (op het cruciale moment) bij zijn————————kill2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 kill with kindness • doodknuffelen, met (overdreven) vriendelijkheid overstelpen〈informeel; figuurlijk〉 kill oneself laughing/with laughter • zich een ongeluk/bult lachenkill off • afmaken, uit de weg ruimen, uitroeienbe killed • om het leven komen¶ dressed to kill • schitterend uitgedost zijn, er piekfijn uitzien -
17 perish
v. omkomen, vergaan, verteren[ perrisj]2 vergaan ⇒ verteren, wegteren♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
18 send up
-
19 smash
adj. met een klap; geweldig (succes)--------n. slag; gerinkel; klap, slag, dreun; groot succes; smash (tennis)--------v. breken, inslaan; verpletteren, vergruizen, vermorzelen, verpletteren; verpletterd worden, vermorzeld worden; failliet gaan; laten neerkomen; botsensmash1[ smæsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 klap ⇒ slag, dreun♦voorbeelden:————————smash21 razen ⇒ beuken, botsen♦voorbeelden:♦voorbeelden:2 smash in • in elkaar slaan, inslaan————————smash3〈 bijwoord〉 -
20 wreck
n. ruïne; vernieling; afbraak, verval; oud roest; wrak; gezonken schip; overblijfsels van een gezonken schip--------v. vernielen; ruïneren; versplinteren (van hoop); vernietigd worden; gezonken worden (schip)wreck1[ rek]♦voorbeelden:————————wreck2〈 werkwoord〉1 〈 voornamelijk passief〉 schipbreuk doen lijden ⇒ doen stranden, aan de grond doen lopen; 〈 figuurlijk〉 doen mislukken 〈plan e.d.〉2 ruïneren ⇒ verwoesten, te gronde richten♦voorbeelden:1 the ship was wrecked on the rocks • het schip liep/verging op de rotsenwe were wrecked off Flushing • we leden ter hoogte van Vlissingen schipbreuk
- 1
- 2
См. также в других словарях:
BESIX — est le plus grand groupe belge de construction[1]. Il s est développé aussi bien en Europe qu en Afrique et en Asie[1]. En 2010, il a réalisé un chiffre d affaires de 1,8 milliard d euros pour un bénéfice net cumulé de 83 millions d euros. En… … Wikipédia en Français
Weiberzunge — 1. Schon manche Weiberzunge hat einen Männerhals abgeschnitten. (Ukraine.) 2. Was Weiberzungen und Hühner ausscharren, an dem ist nicht viel daran. – Egerbote, 1875. 3. Weiberzung hat nimmer Ruh , sie ist von Espenlaube. In Frau Schnips von… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon