-
1 présomption
présomption [preezõpsjõ]〈v.〉2 zelfgenoegzaamheid ⇒ inbeelding, aanmatiging♦voorbeelden:f1) vermoeden2) verdenking3) verwaandheid -
2 supposer
supposer [suupoozee]〈 werkwoord〉1 (veronder)stellen ⇒ vermoeden, aannemen3 vermoeden ⇒ toedichten, toeschrijven♦voorbeelden:1 il est à supposer que • het is aan te nemen dat, vermoedelijkv1) veronderstellen, aannemen2) inhouden, impliceren3) vermoeden -
3 douter
douter [doetee]1 twijfelen (aan) ⇒ betwijfelen, in twijfel trekken♦voorbeelden:à n'en pas douter • zonder twijfeldouter de qn. • iemand niet vertrouwen〈que + aanvoegende wijs〉 je doute fort qu' il vous reçoive • ik betwijfel zeer of hij u zal ontvangen〈ne pas douter que + aantonende wijs〉 je ne doute pas qu' il viendra • ik ben er zeker van dat hij komt〈ne pas douter que + aanvoegende wijs〉 je ne doute pas qu' il (ne) vienne, mais • ik twijfel er niet aan of hij komt, maar〈ne pas douter que + voorwaardelijke wijs〉 je ne doute pas qu' il accepterait, si j'insistais • ik twijfel er niet aan of hij zou ja zeggen als ik aandrong1 vermoeden ⇒ bevroeden, denken♦voorbeelden:je ne me doutais de rien • ik had niets in de gatenje me doute que c'est difficile • ik realiseer me dat het moeilijk isje me doute que ce sera difficile • ik vermoed dat het moeilijk zal zijn1. vbetwijfelen, twijfelen (aan)2. se douter (de)v3. se douter (que)vinzien, zich realiseren (dat) -
4 flairer
-
5 présager
présager [preezaazĵee]〈 werkwoord〉1 voorspellen ⇒ betekenen, vermoeden♦voorbeelden:ça ne présage rien de bon • dat voorspelt niet veel goedsv -
6 présumer
présumer [preezuumee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vermoeden ⇒ aannemen, veronderstellen♦voorbeelden:être présumé faire qc. • geacht worden iets te doenv1) overschatten2) vermoeden, aannemen -
7 soupçon
soupçon [soepsõ]〈m.〉1 verdenking ⇒ argwaan, achterdocht3 schijn ⇒ greintje, beetje♦voorbeelden:être à l'abri de tout soupçon, au-dessus de tout soupçon • boven elke verdenking verheven zijnpas un soupçon d'ironie • geen spoor van ironiem1) verdenking2) vermoeden3) beetje, greintje -
8 soupçonner
soupçonner [soepsonnee]〈 werkwoord〉2 vermoeden ⇒ veronderstellen, een idee hebben van1. v 2. soupçonner (de)v -
9 conjecture
conjecture [kõzĵektuur]〈v.〉1 gissing ⇒ vermoeden, hypothesefgissing, hypothese, veronderstelling -
10 conjecturer
-
11 penser
penser [pãsee]♦voorbeelden:1 les animaux pensent-ils? • beschikken dieren over een denkvermogen?façon de penser • zienswijzefaites-moi penser à lui écrire • help me eraan herinneren dat ik hem nog moet schrijvenlaisser, donner à penser • te denken gevenvous n'y pensez pas! • dat meent u niet!ah, j'y pense • tussen twee haakjesil ne dit rien, mais il n'en pense pas moins • hij zegt niets, maar denkt zoveel te meerpense aux voisins! • denk om de buren!sans penser à mal • zonder kwade bedoelingsans y penser • onbewust, automatisch, zonder opzetpenses-tu!, pensez-vous! • wel nee!pensez-donc! • stel je voor!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 denken ⇒ menen, vinden2 veronderstellen ⇒ vermoeden, geloven3 van plan zijn ⇒ zich voornemen, zich voorstellen5 hopen6 bedenken ⇒ doordenken, uitdenken♦voorbeelden:1 qu'est-ce qui vous fait penser cela? • hoe komt u daarbij?marcher dans ce que je pense • trappen in je-weet-welqu'en pensez-vous? • wat vindt u ervan?un coup de pied où je pense • een schop onder zijn je-weet-welvous pensez bien que • u kunt zich wel voorstellen datne pas penser que 〈+ aanvoegende wijs〉 • niet denken, niet geloven datv1) denken (aan)2) menen, vinden6) hopen7) bedenken -
12 pressentiment
pressentiment [preesãtiemã]〈m.〉♦voorbeelden:m -
13 entrevoir
-
14 laisser présager
laisser présager -
15 préfigurer
-
16 pressentir
pressentir [preesãtier]〈 werkwoord〉1 een voorgevoel hebben van ⇒ gewaarworden, vermoeden2 polsen♦voorbeelden:laisser, faire pressentir qc. • de voorbode zijn van iets -
17 simple présomption
simple présomption -
18 subodorer
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский