-
1 verkreukelen
( (из)(с)мять); (с)комкать* * *гл.общ. мять, мяться, смяться, комкать -
2 комкать
vgener. (iets) in elkaar friemelen (что-л.), verfomfaaien, verfommelen, verfrommelen, verkreukelen, verkreuken -
3 мять
vgener. verfommelen, verkreukelen, verkreuken, (iets) in elkaar friemelen, kneden, kreukelen, kreuken, verfomfaaien, verfrommelen -
4 мяться
vgener. verfommelen, verkreukelen, verkreuken, kreukelen, kreuken -
5 смяться
vgener. verfommelen, verkreukelen, verkreuken
Перевод: с нидерландского на русский
с русского на нидерландский- С русского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Русский
- Французский
