-
1 Dutch auction
n. markt die met hoge prijzen begint te verkopen en de prijs verlaagt tot iemand een bod doet, veiling bij afslagveiling/verkoping bij afslag -
2 Dutch
adj. Nederlands/Hollands, betr. Nederland--------n. Nederlands; Nederlanders; Nederlands(e taal)Dutch1[ dutsj]I 〈 eigennaam〉♦voorbeelden:¶ in Dutch • in de penarie/rotzooi→ double double/III 〈meervoud; the〉♦voorbeelden:————————Dutch2〈bijvoeglijk naamwoord; Amerikaans-Engels ook dutch〉♦voorbeelden:1 Dutch cheese • Edammer kaas, boerenkaas¶ Dutch auction • veiling/verkoping bij afslagDutch barn • kapschuurDutch cap • pessarium (occlusivum)Dutch comfort • schrale troostDutch doll • ledenpopDutch door • boerderijdeur, onder- en bovendeurDutch elm disease • iep(en)ziekteDutch fuck • het aansteken van de ene sigaret aan de andereDutch hoe • (duw)schoffelDutch oven • (braad)oven, bakovenDutch treat • feest/uitstapje waarbij ieder voor zich betaalttalk like a Dutch uncle • duidelijk zeggen waar het op staat————————Dutch3〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
3 sale
n. koopje; verkoop; algemene verkoop; uitverkoop[ seel]2 verkoping ⇒ veiling, bazaar♦voorbeelden:last week's sales were satisfactory • we hebben vorige week aardig verkochtfor sale • te koopbe put up for sale • geveild wordenon sale in the supermarket • in de supermarkt verkrijgbaar/te koop -
4 bid in
een hoger aanbod doen (publieke verkoping) -
5 public auctioneer
directeur van openbare verkoping, openbare verkoper
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский