-
1 Gott
〈m.; Gottes, Götter; 2e naamval zelden Gotts〉♦voorbeelden:allmächtiger Gott! • godallemachtig!großer, du lieber Gott! • hemeltje(lief)!, lieve hemel!der liebe Gott • Onze-Lieve-Heerdem lieben Gott den Tag stehlen • zijn tijd met nietsdoen verknoeien, lanterfantenGott behüte, bewahre! • God beware (me)!wie es Gott gefällt • zoals het God behaagt, zo God wil〈 regionaal〉 grüß (dich) Gott! • (goeden)dag!Gott hab ihn selig • God hebbe zijn zielso wahr mir Gott helfe • zo waarlijk helpe mij God almachtigGott sei es geklagt! • het is godgeklaagd!〈 informeel〉 den lieben Gott einen frommen, guten Mann sein lassen • Gods water over Gods akker laten lopenGott lohne es Ihnen! • God zal het u lonen!Gott sei Dank! • goddank!da sei Gott vor! • God bewaar me, ons!das walte Gott! • zo God wil!das war weiß Gott nicht einfach • dat was bij God niet gemakkelijkdas wissen die Götter • God weet, dat mag Joost wetenjemandes Gott sein • iemands afgod zijnleider Gottes • jammer genoegGott im Himmel! • lieve hemel!in Gott entschlafen, verscheiden • in de Heer ontslapenGott mit dir! • God zegene je!Gott mit uns! • God zij met ons!du bist wohl von allen Göttern verlassen! • ben je nou helemaal (een haartje betoeterd)!leben wie (ein) Gott in Frankreich • leven als God in Frankrijkach (du lieber) Gott! • lieve hemel! -
2 dem lieben Gott den Tag stehlen
zijn tijd met nietsdoen verknoeien, lanterfantenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > dem lieben Gott den Tag stehlen
-
3 die Zeit vergeuden
-
4 schmeißen
schmeißen〈 informeel〉2 klaarspelen, voor elkaar krijgen, opknappen4 〈 dramaturgie, communicatie( media)〉verknoeien, verprutsen♦voorbeelden:2 den Kram, Krempel, Laden schmeißen • het (zaakje) klaarspelen, opknappen, fiksen -
5 verballhornen
-
6 verbocken
-
7 vergammeln
-
8 vergeuden
-
9 verhauen
-
10 verhunzen
-
11 verkorksen
-
12 vermasseln
-
13 verpatzen
-
14 verpfuschen
-
15 verplempern
verplempern〈 informeel〉 -
16 versauen
-
17 verschludern
verschludern〈 pejoratief〉1 verslonzen, verliederlijkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 verknoeien ⇒ besmeuren, verslonzen♦voorbeelden: -
18 verschmieren
-
19 vertun
vertun♦voorbeelden: -
20 verzetteln
verzetteln♦voorbeelden:2 〈 wederkerend werkwoord〉 sich (in, mit Kleinigkeiten) verzetteln • zijn tijd verknoeien (met kleinigheden)
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский