-
1 longer
longer [lõzĵee]〈 werkwoord〉1 lopen langs ⇒ rijden, varen langs♦voorbeelden:longer les murs • vlak langs de huizen lopenv1) lopen, rijden, varen (langs)3) volgen, nemen [weg] -
2 border
border [bordee]〈 werkwoord〉1 staan, varen, lopen, liggen langs2 afzetten ⇒ omzomen, omboorden♦voorbeelden:bordé de dentelle • met kant afgezetv1) omboorden, omzomen2) staan, varen, lopen, liggen langs3) opmaken [bed]4) instoppen [iem] -
3 naviguer
-
4 caboter
-
5 abdiquer
abdiquer [aabdiekee]〈 werkwoord〉2 afzien van ⇒ laten varen, opgeven♦voorbeelden:le roi a abdiqué • de koning is afgetredenv1) afstand doen (van), neerleggen [ambt]2) opgeven -
6 aller
aller1 [aalee]〈m.〉♦voorbeelden:je ne fais qu'un aller et retour de la maison au boulanger • ik loop even naar de bakkerà l'aller • op de heenweg, heenreis————————aller2 [aalee]2 functioneren ⇒ lopen, gaan3 passen ⇒ staan, samengaan♦voorbeelden:se laisser aller • zichzelf verwaarlozen, zich laten gaan, de moed verliezense laisser aller à la joie • zich overgeven aan vreugdese laisser aller à critiquer qn. • zich ertoe laten verleiden iemand te bekritiserenaller et venir • heen en weer lopen, gaan en komentout va bien • alles is in orde, okayaller devant • voorgaanil ira loin • hij zal het ver schoppenaller à son travail • naar zijn werk gaanaller à vélo, à bicyclette • fietsenaller à pied • (gaan) lopenaller aux renseignements • op inlichtingen uitgaanaller chez qn. • iemand een bezoek brengenaller chez le coiffeur • naar de kapper gaanaller contre • ingaan tegenaller de soi, sans dire • vanzelf sprekenaller en avant • vooruit gaanaller en bateau • varenaller en voiture, en train • met de auto, de trein gaanaller en France • naar Frankrijk gaanil est allé jusqu'à lui dire que • hij heeft hem zelfs gezegd datallons, allons! • kom kom, kop op!, ben je mal!allez, allez • kom, kom, zeg, zegallons donc, ce n'est pas vrai! • och kom, dat is niet waar!allez donc! • kom nou! 〈 ongeloof〉allez! • schiet op!, hup!allez, Michèle, dis-moi • toe, Michèle, zeg me nou eensva donc! • ga nou!je suis raisonnable, va • ik doe heus geen gekke dingenà la va comme je te pousse • met de Franse slag→ avant2 ça va? • (hoe) gaat het?ça ne va pas? • is er iets?, gaat het niet?ça ne va pas trop mal • ik mag niet mopperença peut aller • het kan ermee door〈 informeel〉 ça va pas, (la tête)? • ben je niet goed snik?comment allez-vous? ça va, merci • hoe maakt u het? goed, dank u〈 onpersoonlijk〉 il en va de cette affaire comme de l'autre • met deze zaak gaat het net zo als met die anderequ'est-ce qui ne va pas? • wat is er?, scheelt er iets aan?il y a quelque chose qui ne va pas • er is iets misaller bien • goed gaan, het goed makenaller mal • slecht gaan, het slecht makenle poste de radio va mal • de radio doet het niet goedvas-y, allez-y • ga erheen, doe het maar, vooruit maar, ga je gangallons-y • laten we gaan, laten we beginnen, kom, vooruit〈 sport en spel〉 vas-y, Robert! • hup, Rob!ça y allait! • dat ging er vrolijk aan toe!vous y allez un peu fort • nu overdrijf je een beetjecomme vous y allez! • kalm aan een beetje!il y est allé de sa chanson • hij heeft een liedje ten beste gegevenil a dû y aller de sa bourse • hij heeft moeten dokken3 ça vous va? • schikt u dat?ça me va • goed, okayest-ce que cette robe me va? • staat die jurk me?aller bien ensemble • goed bij elkaar passenla clef ne va pas à la serrure • die sleutel past niet in het slotelle allait tout avouer lorsque • ze zou net alles bekennen, toenn'allez surtout pas croire que • denk vooral niet datpourvu qu'il n'aille pas se faire prendre • als hij maar niet gepakt wordtn'allez pas vous imaginer que • verbeeld je maar niet datva savoir!, allez donc savoir! • wie zal het zeggen?va pour la Corse, cette année • nou goed dan, (we gaan) dit jaar naar Corsicaaller sur ses 40 ans • tegen de 40 lopen1 weggaan2 verdwijnen ⇒ verstrijken, sterven♦voorbeelden:1. m1) heenreis2) enkele reis [openbaar vervoer]2. v1) gaan, lopen2) reizen3) vertrekken5) het (goed, slecht) maken6) functioneren7) passen, goed staan, samengaan8) zullen, gaan3. s'en allerv1) weggaan2) verdwijnen3) zullen, gaan -
7 contourner
contourner [kõtoernee]〈 werkwoord〉3 verwringen ⇒ verdraaien, verbuigenv1) om [iets] heen gaan2) omgeven, omringen3) ontwijken4) omzeilen, ontduiken5) verdraaien -
8 délaisser
délaisser [deelessee]〈 werkwoord〉1 verlaten ⇒ in de steek laten, aan zijn lot overlaten3 opgeven ⇒ afzien van, laten varenv1) in de steek laten, laten vallen2) verwaarlozen3) opgeven4) afstand doen (van) [recht] -
9 masquer
masquer [maaskee]1 vermommen ⇒ maskeren, een masker opzetten2 maskeren ⇒ verbergen, aan het oog onttrekken♦voorbeelden:cet immeuble nous masque la vue • dat gebouw beneemt ons het uitzichtv1) vermommen, een masker opzetten2) verbergen -
10 mer
mer [mer]〈v.〉♦voorbeelden:mer de mots • woordenvloedla mer du Nord • de Noordzeemer de sable • woestijnla mer est basse, haute • het is laag, hoog waterhaute, pleine mer • volle, open zeemettre un bateau à la mer • met een schip zee kiezentenir la mer • op zee varenc'est la mer à boire • dat is onbegonnen werkce n'est pas la mer à boire • het is niet zo vreselijk moeilijkf -
11 près
près1 [pre]〈 bijwoord〉1 dichtbij ⇒ nabij, vlakbij♦voorbeelden:à beaucoup près • bij lange na nietà cela près • behalve dat, op dat naà un franc près • op één frank naà peu près • ongeveer, zowatà peu de chose près • vrijwel, nagenoegà très peu près • het scheelt weinigde près • van dichtbij, goed; nauwkeurigde près ou de loin • op de een of andere manierni de près ni de loin • op geen enkele manierregarder de près • goed uitkijken, oppassenne pas y regarder de si près • het niet zo nauw nemenun à peu près • een ruwe benaderingil n'en est pas à cela près • dat is hem om het even————————〈 voorzetsel〉1 dichtbij ⇒ naast, tegen♦voorbeelden:tout près d' ici • hier vlakbij1. adv 2. près (de)prép1) naast, tegen2) bijna -
12 remonter
remonter [rəmõtee]1 (weer) naar boven, omhoog gaan ⇒ (weer) stijgen2 teruggaan (naar) ⇒ teruggaan (tot, op), terugkomen (naar)♦voorbeelden:remonter dans le temps • in het verleden teruggaan→ actionII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 opgaan ⇒ teruggaan naar, weer naar boven gaan2 weer naar boven brengen ⇒ ophijsen, ophalen♦voorbeelden:remonter une rivière • stroomopwaarts gaan, varenremonter une rue • een straat inlopen→ moralv1) weer omhoog gaan, stijgen3) weer naar boven brengen/halen5) opmonteren6) aanvullen7) ophogen [muur]9) opwinden [klok] -
13 remorque
remorque [rəmork]〈v.〉♦voorbeelden:être toujours à la remorque • altijd achteraan hangenprendre en remorque • op sleeptouw nemenf1) (het) slepen2) sleeptouw3) aanhangwagen -
14 sortir
sortir1 [sortier]〈m.〉♦voorbeelden:au sortir du lit • bij het opstaanau sortir de l'hiver • tegen het einde van de winter————————sortir2 [sortier]1 weggaan ⇒ uitgaan, naar buiten gaan, komen (uit)♦voorbeelden:les canines sont en train de sortir • de hoektanden komen dooren sortir • zich eruit reddenque va-t-il en sortir? • wat zal er uit voortkomen?〈 informeel〉 je n'en sors pas • ik kom er niet mee klaar, ik kom er niet uitsortir d' affaire, d' embarras • zich uit de moeilijkheden reddensortir d' un sujet • van een onderwerp afdwalensortir d' un mauvais pas • zich uit een hachelijke situatie reddend' où sort-il? • waar komt hij vandaan?il n'est point sorti de sa froideur • hij heeft zijn koele houding geen moment laten varensortir de la légalité • onwettig handelencela sort de ma compétence • dat valt buiten mijn bevoegdheidsortir de la vie • stervensortir de maladie • pas beter zijn van een ziektela rivière est sortie de son lit • de rivier is buiten haar oevers getredencela m'est sorti de la tête • dat is me ontschotenne pas vouloir sortir de là • ergens bij blijvensortir de table • van tafel opstaansortir de l'ordinaire • anders dan anders zijnnous sortons de l'automne • de herfst is voorbijsortir de son calme • zijn kalmte verliezensortez! • eruit!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 buiten zetten, brengen ⇒ halen (uit)4 op de markt brengen ⇒ uitbrengen, publiceren♦voorbeelden:cela nous sortira de l'ordinaire • dat is weer eens wat anders♦voorbeelden:se sortir d' une situation • zich uit een situatie reddenv1) weggaan, uitgaan2) uitkomen, verschijnen [boek]4) uitlaten [hond]6) halen (uit)7) eruit gooien8) op de markt brengen, publiceren -
15 voile
voile [vwaal]I 〈m.〉1 doek ⇒ gordijn, voorhang2 sluier4 sluier ⇒ waas, nevel5 voile ⇒ dunne stof, gordijnstof♦voorbeelden:prendre le voile • in het klooster gaan, non worden3 étendre, jeter, tirer un voile sur qc. • een sluier over iets werpen, iets aan het oog onttrekkenlever, ôter, arracher le voile de qc. • iets ontsluieren, aan het licht brengensoulever un coin du voile • een tipje van de sluier oplichtenavoir un voile devant, sur les yeux • begoocheld zijn→ priseun voile au poumon • een schaduw, vlek op de long 〈 röntgenfoto〉II 〈v.〉1 zeil2 zeilboot♦voorbeelden:voiles du beaupré • sprietzeilenvoiles de misaine • fokkenzeilenvoiles basses • onderzeilenvoiles hautes • topzeilenfaire voile • varen, zeilenmettre à la voile • onder zeil gaan, wegzeilen〈 informeel〉 mettre les voiles • opstappen, z'n biezen pakken3 faire de la voile • zeilen, de zeilsport beoefenen1. m1) doek, gordijn2) sluier2. f1) zeil2) zeilboot3) (het) zeilen -
16 adieu
〈m.〉1 afscheid ⇒ (het) vaarwel, afscheidsgroet♦voorbeelden:————————adieu2 [aadjeu]1 vaarwel! ⇒ tot weerziens! 〈 lange periode〉 ⇒ 〈 in Zuid-Frankrijk ook〉 tot (spoedig) ziens!, goeiendag!♦voorbeelden:1 dire adieu à qc. • iets opgeven, iets laten varen(si …,) tu peux dire adieu à ta tranquillité • (als …,) dan is het gedaan met de rust -
17 aller en bateau
aller en bateau -
18 caboter de port en port
caboter de port en port -
19 côtoyer
côtoyer [kootwaajee]〈 werkwoord〉1 gaan langs ⇒ lopen, rijden, varen, stromen langs2 omgaan met ⇒ veel contact hebben met, in verbinding, aanraking komen met♦voorbeelden:côtoyer le ridicule • bij het belachelijke af zijn -
20 départir
départir [deepaartier]1 toekennen ⇒ toe-, uitdelen, toewijzen1 afzien (van) ⇒ (iets) laten varen, (iets) opgeven, (iets) verliezen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Varen — may refer to:* Varen, Switzerland, a municipality in the canton of Valais, Switzerland * Varen, Tarn et Garonne, a commune in the Tarn et Garonne department, France * Varen , a Belgian watersports magazine … Wikipedia
Varen — ist: eine Gemeinde im Kanton Wallis, Schweiz, siehe Varen VS eine Gemeinde im Département Tarn et Garonne, Frankreich, siehe Varen (Tarn et Garonne) Diese Seite ist eine Begriffsklärung zur Unterscheidung mehrerer mit demselben Wort bezeichneter … Deutsch Wikipedia
Varen — puede referirse a: Varen, comuna francesa del departamento de Tarn y Garona. Varen, comuna suiza del cantón del Valais. Esta página de desambiguación cataloga artículos relacionados con el mismo título. Si llegaste aquí a través de … Wikipedia Español
varen — southern ME. variant of fare v … Useful english dictionary
Varen VS — VS ist das Kürzel für den Kanton Wallis in der Schweiz und wird verwendet, um Verwechslungen mit anderen Einträgen des Namens Varenf zu vermeiden. Varen … Deutsch Wikipedia
váren — rna o prid., várnejši (á ā) 1. navadno v povedni rabi ki je v takem stanju, položaju, da mu ne grozi nevarnost, kaj neprijetnega: doma je varen; tu so varni pred plazovi, poplavami; biti varen pred radovednimi pogledi; počutiti se varnega /… … Slovar slovenskega knjižnega jezika
Varen — Cette page d’homonymie répertorie les différentes localités partageant un même nom. Toponyme Varen, commune française de Tarn et Garonne Varen, en français Varone, commune suisse du canton du Valais Patronyme Olga Varen (née en 1928),… … Wikipédia en Français
Varen — Original name in latin Varen Name in other language State code CH Continent/City Europe/Zurich longitude 46.3186 latitude 7.60743 altitude 759 Population 1203 Date 2010 04 05 … Cities with a population over 1000 database
Varen (tarn-et-garonne) — Pour les articles homonymes, voir Varen. Varen … Wikipédia en Français
Varen (Tarn y Garona) — Varen País … Wikipedia Español
Varen, Tarn-et-Garonne — Varen is a village and commune in the Tarn et Garonne département of southern France, in the Midi Pyrénées région … Wikipedia