-
1 hak
I 〈de〉1 [hiel; verhoging onder schoeisel] heel♦voorbeelden:schoenen met lage hakken • flat-heeled shoesik moet (nieuwe) hakken onder mijn schoenen laten zetten • I must have my shoes heeledII 〈 de (mannelijk)〉1 [slag met een bijl; kerf door hakken ontstaan] cut♦voorbeelden:er is een hele hak uit de tafel • there is quite a chunk out of the tableiemand/iets op de hak nemen • ridicule someone/somethingvan de hak op de tak springen • skip from one subject to another
Перевод: с нидерландского на английский
с английского на нидерландский- С английского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Французский