-
1 ferien
vakantie -
2 urlaub
vakantie; verlof -
3 Ferien
Ferien♦voorbeelden:in die Ferien fahren, gehen • met, op vakantie gaanin den Ferien sein • op vakantie zijn -
4 Urlaub
Urlaub〈m.; Urlaub(e)s, Urlaube〉♦voorbeelden:1 seinen Urlaub antreten • met vakantie gaan, vertrekkenauf, in, im Urlaub sein • op, met vakantie zijnin Urlaub fahren, gehen • met vakantie gaan -
5 Urlaubsvertretung
-
6 in
in1〈voorzetsel + 3,4〉1 〈m.b.t. plaats〉in, naar2 〈m.b.t. tijd〉in, op, over3 〈m.b.t. wijze〉in, op4 〈 in vaste uitdrukkingen〉in♦voorbeelden:in die Schule gehen • naar school gaan, een school bezoekenin die Stadt fahren • naar de stad gaanin der Stadt sein • in de stad zijnin der Nacht • in de nacht, 's nachtsin einer Stunde, Woche • over een uur, weekin vielen Arten • in vele soorteneine gute Note in Mathematik • een goed cijfer voor wiskundeMitglied in einer Partei sein • lid van een partij zijnin Urlaub fahren • met, op vakantie gaanin sich gehen • in zichzelf keren〈 informeel〉 der hats in sich! • dat is me er een!————————in2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:¶ in sein • in zijn, in de mode zijn -
7 Ferien machen
-
8 Hauptreisezeit
-
9 Jahresurlaub
-
10 Kurlaub
-
11 Kurzurlaub
-
12 Schulbeginn
-
13 Sommerferien
-
14 Urlaubsgeld
-
15 auf
auf1〈 bijwoord〉1 op ⇒ (naar) omhoog2 vooruit, komaan!♦voorbeelden:〈 informeel〉 auf und davon • ervandoor, weg2 auf, an die Arbeit! • vooruit, aan het werk!3 Augen auf! • ogen open!————————auf2〈voorzetsel + 3,4〉4 op ⇒ na, naar5 op 〈 bepaling van wijze, graad, middel〉 ⇒ in, ten6 op 〈 doel, reden, vaste verbindingen〉8 van/op (een afstand van)♦voorbeelden:auf der Post arbeiten • bij de post werkenauf Urlaub gehen • met vakantie gaandieses Fenster geht auf die Straße hinaus • dit raam kijkt op de straat uitauf dem Land wohnen • op het platteland wonenaufs Dorf, aufs Land ziehen • naar het dorp, naar het platteland trekkennass bis auf die Haut • nat tot op het lijf2 auf einen Augenblick, einige Jahre • voor een ogenblik, enkele jarenauf immer • voor altijd3 auf morgen! • tot morgen!4 Stunde auf Stunde • uur na uur, urenlangin der Nacht vom 30. auf den 31. März • in de nacht van 30 op 31 maartauf Deutsch • in het Duitsauf jeden Fall • in ieder gevalauf Kosten seiner Nachtruhe • ten koste van zijn nachtrustauf eigene Rechnung • voor eigen rekening, op eigen risicoauf diese Weise • op deze, die manierauf einen Zug • in één teugaufs herzlichste, Herzlichste grüßen • zeer hartelijk groetenaufs höchste, Höchste erstaunt • ten zeerste verbaasdaufs neue, Neue • opnieuwaufs strengste, Strengste verboten • ten strengste verbodenauf diese Nachricht hin • naar aanleiding van dit berichtauf jedes Kind entfällt ein Apfel • er is één appel per kind9 es geht auf den Abend, zwei Uhr • het loopt tegen de avond, twee uurein Viertel auf zwei • kwart over ééndrei Viertel auf zwei • kwart voor twee¶ sich auf jung, neu kleiden • zich jong, nieuw kledenes hat nichts auf sich • het heeft niets te betekenenalle bis auf meinen Freund • allen op mijn vriend na -
16 auf Urlaub gehen
-
17 dadurch ist unser Urlaub geplatzt
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > dadurch ist unser Urlaub geplatzt
-
18 fahren
fahren♦voorbeelden:auf, in Urlaub fahren • met vakantie gaanmit dem Fahrstuhl fahren • met de lift gaan3 wann fährt dieser Zug? • wanneer vertrekt deze trein?aus dem Bett, den Federn fahren • uit bed springen, vliegenein Gedanke fuhr ihr durch den Kopf • een gedachte schoot haar door het hoofdwas ist bloß, nur in ihn gefahren? • wat bezielt hem toch?in die Kleider fahren • zijn kleren aanschieten5 jemandem durchs, übers Haar fahren • door, over iemands haar strijken, gaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:eine Kurve fahren • een bocht nemeneine Strecke fahren • een traject afleggen♦voorbeelden: -
19 fliegen
fliegen♦voorbeelden:in Stücke fliegen • aan stukken vliegenin den Urlaub fliegen • met het vliegtuig op vakantie gaandie Fahnen fliegen im Wind • de vlaggen wapperen in de wind4 nach Hause fliegen • naar huis vliegen, snelleneine Nachricht fliegt von Mund zu Mund • een nieuwtje gaat snel van mond tot mondmit fliegenden Händen • met bevende handenam ganzen Körper fliegen • over het hele lichaam bevenvon einer Leiter fliegen • van een ladder donderenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
20 in Urlaub fahren
met, op vakantie gaan
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Vakantie-Oord "De Hulsdonken" — (Бергейк,Нидерланды) Категория отеля: Адрес: Kromhurken 1, 5571 VP Бе … Каталог отелей
Vakantie Studio Grou — (Гроув,Нидерланды) Категория отеля: Адрес: Molenstraat 16, 9001 CA Гроув, Ниде … Каталог отелей
Vakantie Zuid-Duitsland — (Altreichenau,Германия) Категория отеля: Адрес: Dorfstraße 34, 94089 Altrei … Каталог отелей
Vakantie woonboerderij in Drenthe — (Gees,Нидерланды) Категория отеля: Адрес: Oude Steeg 23, 7863 PE … Каталог отелей
Vakantie in Wageningen — (Вагенинген,Нидерланды) Категория отеля: Адрес: Zoomweg 7 9 A07, 6705 DM Ваг … Каталог отелей
Vakantie Woning — (Кнокке Хейст,Бельгия) Категория отеля: Адрес: Kragendijk 165, 8300 Кнокке Хейст, Б … Каталог отелей
Vakantie Woning F3 — (Uelsen,Германия) Категория отеля: Адрес: 49849 Uelsen, Германия … Каталог отелей
Vakantie Meerlo — (Мерло,Нидерланды) Категория отеля: 1 звездочный отель Адрес: Hoofdstraat 13, 5864 B … Каталог отелей
Vakantie Domein Ter Helme — (Остдёйнкерке,Бельгия) Категория отеля: Адрес: Kinderlaan 49/51, 8670 Остдё … Каталог отелей
Guesthouse Vakantie Logies Hollywood — (Брюгге,Бельгия) Категория отеля: Адрес: t Zand 24, Историчес … Каталог отелей
Johan van der Keuken — (* 4. April 1938 in Amsterdam; † 7. Januar 2001 daselbst) war ein niederländischer Dokumentarfilmer und Fotograf. Van der Keuken studierte von 1956 bis 1958 in Paris am Institut des Hautes Études Cinématographiques (IDHEC). Als Regisseur (und… … Deutsch Wikipedia