-
1 extérieurement
-
2 externe
externe [ekstern]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m. & v.〉♦voorbeelden:un externe des hôpitaux • niet-inwonend assistent in een ziekenhuisun externe surveillé • leerling die het huiswerk op school maaktun(e) externe • externe, niet-inwonende leerlingadjuitwendig, buiten- -
3 topique
topique [toppiek]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉♦voorbeelden:2 un topique • lokaal, uitwendig (genees)middel -
4 clinique
clinique [klieniek]〈bijvoeglijk naamwoord; ook v.〉1 klinisch♦voorbeelden:une clinique • (privé)kliniek, ziekenhuisune clinique d'accouchement • kraamkliniek1. fkliniek, ziekenhuis2. adj -
5 extérieur
extérieur1 [eksteerjur]〈m.〉♦voorbeelden:de l'extérieur • van buitenafjuger de l'extérieur • als buitenstaander oordelen————————extérieur2 [eksteerjur]1 buiten-2 uitwendig ⇒ buiten, buitenst, uiterlijk, zichtbaar♦voorbeelden:point extérieur à un cercle • punt dat buiten een cirkel ligtconsidérations extérieures au sujet • overwegingen die niets met het onderwerp te maken hebben2 boulevard extérieur • ringweg, ceintuurbaanle monde extérieur • de buitenwereldsurface extérieure • buitenkant1. m1) buitenkant2) uiterlijk3) buitenland4) buitenwereld5) buitenopname [film]2. adj1) buiten-2) uiterlijk, buitenste3) buitenlands -
6 oreille
oreille [orrej]〈v.〉1 oor♦voorbeelden:oreilles d'une tasse • oren van een kopjetendre une oreille avide • de oren spitsenavoir, marcher l'oreille basse • de oren laten hangens'en aller l'oreille basse • afdruipen, met hangende pootjes weggaanêtre dur d'oreille, avoir l'oreille dure • hardhorend zijnécouter d'une oreille distraite • (maar) met een half oor luisterenoreille externe • uitwendig ooravoir l'oreille fine • een scherp gehoor hebbenoreille interne • inwendig oor, binnenooravoir les oreilles rebattues • het gezeur moe zijnfaire la sourde oreille • zich Oost-Indisch doof houdenavoir l'oreille de qn. • een welwillend gehoor bij iemand vindenavoir de l'oreille • een goed, zuiver gehoor hebbencasser les oreilles • te veel lawaai makenchauffer, échauffer les oreilles à qn. • iemand woedend makenne pas en croire ses oreilles • zijn oren niet kunnen gelovendire qc. à l'oreille de qn. • iemand iets in het oor fluisterendresser, tendre l'oreille • zijn oren spitsenécouter de toutes ses oreilles • zeer aandachtig luisteren, één en al oor zijnn'écouter que d'une oreille • maar met een half oor luisterenil ne l'entend pas de cette oreille • aan dat oor is hij doof, daarvan wil hij niet horence n'est pas tombé dans l'oreille d'un sourd • dat is niet voor dovemansoren gezegdêtre tout oreilles • een en al oor zijnfrotter les oreilles à qn. • iemand de oren wassen, de les lezenprêter l'oreille (à) • luisteren, het oor lenen (aan)rebattre les oreilles à qn. • iemand aan z'n kop zeurense faire tirer l'oreille • zich laten bidden en smekensi cela venait à ses oreilles • als dat hem ter ore zou komenrougir jusqu'aux oreilles • een hoofd als een boei krijgenjusqu'aux oreilles • tot over zijn orenf -
7 extrinsèque
-
8 oreille externe
oreille externe -
9 signe clinique
signe clinique -
10 un topique
un topiquelokaal, uitwendig (genees)middel
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский