-
1 to jump out
uitspringen -
2 bail out
vrijkomen door borggeld; ontsnappen uit een vliegtuig; uit de moeilijkheden komenbail out1 hozenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
3 bale out
water uit een schip halen door het op te scheppen en over boord te gooienbale out1 hozenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
4 jut
n. uitsteeksel--------v. uitsteken, opvallen -
5 project
n. programma; projekt--------v. uitspringen; slingeren; projecteren (film); ontwerpen, plannen; voorstellen (beeld)project1[ prodzjekt] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————project2[ prədzjekt]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:project one's voice • zijn stem richten -
6 bailout
n. het vliegtuig uitspringen; door borgtocht in vrijheid stellen) -
7 to project
afbeeldenprojecterenuitkomenuitspringen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский