-
1 to fall apart
uiteenvallen -
2 to fall to pieces
uiteenvallen -
3 come unstuck
uiteenvallen (bv. "Het was zo ongelukkig, hun huwelijk werd verbroken na slechts anderhalf jaar")loskomen, losgaan -
4 to disintegrate
uiteenvallenvervallenverweren -
5 decompose
v. uiteenvallen; verrotten, bederven, afbreken; afscheiden, scheiden van lichtstralen[ die:kəmpooz]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ontleden ⇒ ontbinden, afbreken2 doen rotten/bederven -
6 polarize
v. polariserenpolarize, polarise[ poolərajz] 〈zelfstandig naamwoord: polarization〉1 in tweeën splitsen ⇒ gepolariseerd worden, uiteenvallen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 society is polarized towards material prosperity • de maatschappij is gericht op materiële welvaart -
7 separate
adj. afzonderlijk; anders--------v. afscheiden; scheiden; afsluiten; opmerkenseparate1[ seprət] 〈bijvoeglijk naamwoord; separateness〉1 afzonderlijk ⇒ (af)gescheiden, apart; verschillend, onderscheiden; op zichzelf staand, alleenstaand♦voorbeelden:one's own separate interests • zijn eigen, persoonlijke belangenseparate ownership • particulier eigendom(srecht)we went our separate ways home • we gingen (elk) apart naar huiskeep separate from • afgezonderd/(af)gescheiden houden vanbe separate from • verschillen/los staan van————————separate2[ seppəreet]1 zich (van elkaar) afscheiden ⇒ zich afzonderen/verdelen, uiteenvallen♦voorbeelden:separate (up) into • (onder)verdeeld kunnen worden/uiteenvallen inII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (van elkaar) (af/onder)scheiden ⇒ afzonderen, losmaken, verdelen♦voorbeelden:legally separated • gescheiden van tafel en bedwidely separated • ver uit elkaar gelegenseparate something (up) into • iets verdelen/scheiden inseparate from • (af/onder)scheiden/afzonderen van; 〈 scheikunde〉(af)scheiden/extraheren uit -
8 reseparate
v. opnieuw uiteenvallen, opnieuw zich afzonderen; opnieuw uit elkaar gaan; in aparte stukjes uiteenvallen -
9 reseparating
n. het opnieuw uiteenvallen, het opnieuw zich afzonderen; het opnieuw uit elkaar gaan; het in aparte stukjes uiteenvallen -
10 break down
-
11 degrade
v. kleineren, vernederen[ digreed]1 degenereren ⇒ ontaarden, verwilderenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 degraderen ⇒ achteruit/terugzetten♦voorbeelden: -
12 disintegrate
v. verkruimelen; vergruizen[ dissintigreet] 〈zelfstandig naamwoord: disintegration〉1 uiteenvallen ⇒ uit elkaar vallen, vergaanII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uiteen doen vallen ⇒ ineen doen storten, doen vergaan -
13 disruption
n. verstoring; verdeling, opbraak; splitsing; verbrijzelen[ disrupsjn]1 het uiteenrukken ⇒ het uiteenvallen, scheuring -
14 dissolution
n. ontbinding, het uiteenvalen; de dood[ dissəloe:sjn]1 ontbinding ⇒ desintegratie, het uiteenvallen♦voorbeelden: -
15 fall apart
fall apart -
16 fall into
vallen infall into2 uiteenvallen in ⇒ verdeeld worden/zijn in♦voorbeelden:fall into a habit • een gewoonte aannemen -
17 fall
n. buiteling; afgang, val; ineenstorting; lawine; herfst; waterval; verleiding; afdaling; (gedurende aanval) landing van elke raket (geworpen gedurende het conflict tussen Israël en de Hizbollah in juli-augustus 2006)--------v. vallen; dalen; verminderen; omkeren, dichtbij komen; ruimte makenfall1[ fo:l] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:ride for a fall • zijn ondergang tegemoet gaanthe Fall (of man) • de zondeval————————fall21 vallen ⇒ om/neervallen, invallen 〈 van duisternis〉; afnemen, dalen 〈 van prijzen, barometer, stem〉; aflopen, afhellen 〈 van land〉2 ten onder gaan ⇒ vallen; sneuvelen; ingenomen worden 〈 van stad, fort〉; zijn (hoge) positie verliezen; 〈 religie〉 zondigen, onteerd worden 〈 van vrouw〉6 raken♦voorbeelden:fall to pieces • in stukken/kapot vallen 〈 ook figuurlijk〉fall on one's sword • zich op zijn zwaard stortenit fell on my way • het kwam op mijn padthe wind fell • de wind nam af, ging liggen〈 informeel〉 fall about (laughing/with laughter) • omrollen/omvallen (van het lachen)something to fall back on • iets om op terug te vallenfall over • omvallen〈 informeel〉 fall over backwards • zich uitsloven, zich in allerlei bochten wringenfall through • mislukkenthe town fell to the enemy • de stad viel in handen van de vijandfall for • zich laten overtuigen door, erin trappen; vallen op, verliefd worden opit fell to me to put the question • het was aan mij de vraag te stellenfall from grace • uit de gratie rakenNick's name fell • Nicks naam viel/werd genoemdfall asleep • in slaap vallenfall flat • niet inslaan, mislukkenfall short (of) • tekortschieten (voor), niet voldoen (aan)fall in love (with) • verliefd worden (op)→ fall away fall away/, fall down fall down/, fall in fall in/, fall into fall into/, fall in with fall in with/, fall off fall off/, fall out fall out/, fall to fall to/, let let/1 worden♦voorbeelden:fall silent • stil worden/vallen -
18 preferred stock
geprefereerde beleggingen (in economie - waarbij de eigenaars eerste recht hebben op verdeling van bezit bij uiteenvallen van bedrijf)preferente/prioriteitsaandelen -
19 resolve
n. besluit, vastberadenheid--------v. oplossen; besluiten, beslissen; ophelderen; scheidenresolve1[ rizzolv]1 besluit ⇒ beslissing, voornemen♦voorbeelden:keep one's resolve • bij zijn beslissing blijven————————resolve21 een beslissing/besluit nemen ⇒ besluiten, zich voornemen3 zich oplossen ⇒ zich ontbinden, uiteenvallen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:7 that resolved us to … • dat deed ons besluiten om … -
20 separate (up) into
separate (up) into(onder)verdeeld kunnen worden/uiteenvallen in
- 1
- 2