-
1 veau
veau [voo]〈m.〉5 luilak♦voorbeelden:le Veau d'or • het Gouden Kalftuer le veau gras • het gemeste kalf slachten¶ veau marin • zeekalf, zeehondpleurer comme un veau • tranen met tuiten huilenm1) kalf2) kalfsvlees3) kalfsleer4) uilskuiken -
2 bête
bête1 [bet]〈v.〉♦voorbeelden:bête à bon dieu • lieveheersbeestjebête de proie • roofdierbête de somme • lastdierbête de trait • trekdier〈 figuurlijk〉 c'est ma bête noire • ik kan hem, haar niet uitstaan〈 figuurlijk〉 être la bête noire • het zwarte schaap, de gebeten hond zijn〈 figuurlijk〉 chercher la petite bête • vitten, muggenziftenbête puante • stinkdierbêtes sauvages, féroces • wilde dierentravailler comme une bête de somme • zich afbeulenêtre malade comme une bête • doodziek zijnregarder qn. comme une bête curieuse • iemand aangapenfaire la bête • dom doen, zich van de domme houden¶ bête à concours • boekenwurm, werkezel, vosser————————bête2 [bet]1 dom♦voorbeelden:bête comme un âne, une oie, un pied • oliedomc'est bête comme chou • dat is kinderspel1. f1) beest, dier3) domkop2. bêtesf pl(het) vee, wilde dieren, insecten3. adj1) dom, dwaas2) onzinnig -
3 couche
couche [koesĵ]〈v.〉3 luier♦voorbeelden:〈 van hout〉 couches concentriques • groeilagen, jaarringen〈 beeldende kunst〉 couche primaire • grondlaag, basislaagfausse couche • miskraamêtre en couches • in het kraambed liggenrelever de couches • herstellen na de bevalling5 champignons de couche • op broeibed gekweekte paddestoelen, champignonstu en as, une couche d'égoïsme • jij bent me een mooie egoïst〈 informeel〉 en avoir, en tenir une couche • een uilskuiken zijn, een bord voor z'n kop hebben1. f1) laag2) bodemlaag, bedding, bank3) stand, laag, rang4) luier5) mestbed6) sponde, bed2. couchesf pl -
4 couché
couche [koesĵ]〈v.〉3 luier♦voorbeelden:〈 van hout〉 couches concentriques • groeilagen, jaarringen〈 beeldende kunst〉 couche primaire • grondlaag, basislaagfausse couche • miskraamêtre en couches • in het kraambed liggenrelever de couches • herstellen na de bevalling5 champignons de couche • op broeibed gekweekte paddestoelen, champignonstu en as, une couche d'égoïsme • jij bent me een mooie egoïst〈 informeel〉 en avoir, en tenir une couche • een uilskuiken zijn, een bord voor z'n kop hebbenadj2) schuin, scheef -
5 dindon
-
6 noix
noix [nwaa]〈v.〉1 noot♦voorbeelden:noix (de) muscade • muskaatnoot, nootmuskaatnoix de veau • achterlendestuk van kalfsvlees〈 informeel〉 des noix! • geouwehoer!f1) noot2) domkop -
7 pigeon
-
8 poire
poire [pwaar]〈v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 peer♦voorbeelden:poire à cuire • stoofpeergarder une poire pour la soif • een appeltje voor de dorst bewarenrecevoir qc. en pleine poire • iets midden in zijn smoel krijgen4 être poire • sullig, een stommeling zijnf1) peer2) smoel, snuit3) sul -
9 benêt
benêt [bəne]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 onnozele hals ⇒ uilskuiken, sul♦voorbeelden:1 je le trouve un peu benêt • ik vind hem een beetje sullig, onnozel -
10 bêta
-
11 bourrique
bourrique [boeriek]〈v.〉1 ezelin♦voorbeelden:faire tourner qn. en bourrique • iemand hoorndol maken -
12 buse
-
13 corniaud
-
14 en avoir, en tenir une couche
en avoir, en tenir une coucheeen uilskuiken zijn, een bord voor z'n kop hebbenDictionnaire français-néerlandais > en avoir, en tenir une couche
-
15 gogo
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский