Перевод: с английского на нидерландский

с нидерландского на английский

trompet

Толкование Перевод

1 trumpet

trompet

English-Dutch technical dictionary > trumpet
2 trumpet

n. trompet
--------
v. op de trompetblazen, trompetten; met trompetgeschal aankondigen, uitbazuinen

trumpet¹

[ trumpit] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 trompet

2 trompetgeluid ⇒ getrompetter 〈 bijvoorbeeld van olifant〉

3 trompetvormig voorwerp ⇒ spreektrompet; trompetvormige bloemkroon

♦voorbeelden:

1 〈 figuurlijk〉 blow one's own trumpet • zijn eigen lof zingen

————————

trumpet²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 trompet spelen

2 trompetten 〈 van olifant〉

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 trompetten 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ uitbazuinen

♦voorbeelden:

1 〈 figuurlijk〉 trumpet (forth) someone's praise • de loftrompet steken over iemand

English-Dutch dictionary > trumpet
3 clarion

n. luid en helder; soort van antieke trompet; klank van antieke trompet

clarion¹

[ klæriən] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 klaroen ⇒ signaalhoorn, krijgstrompet

2 (klaroen)geschal ⇒ trompetgeschal

————————

clarion²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 luid en helder ⇒ klaroen-

♦voorbeelden:

1 clarion call • klaroengeschal

English-Dutch dictionary > clarion
4 Madonna lily

n. lelie met bloemen in de vorm van een trompet

Madonna lily

1 madonnalelie

English-Dutch dictionary > Madonna lily
5 blare

n. lawaai; trompet geblaas
--------
v. schallen; lawaai maken

blare¹

[ bleə] 〈zelfstandig naamwoord; the〉

1 geschal ⇒ lawaai, geblèr

♦voorbeelden:

1 the blare of trumpets • trompetgeschal

————————

blare²

〈 werkwoord〉

1 schallen ⇒ lawaai maken, luid ken

♦voorbeelden:

1 blare out • uitgalmen, luid doen ken

English-Dutch dictionary > blare
6 blast

interj. loop naar de maan!
--------
n. rukwind, luchtdruk; explosie
--------
v. ontploffing; vloeken

blast¹

[ bla:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 (wind)vlaag ⇒ rukwind

2 sterke luchtstroom 〈 bijvoorbeeld bij ontploffing〉

3 explosie 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ uitbarsting, felle reprimande

4 stoot 〈 bijvoorbeeld op trompet〉 ⇒ (claxon/fluit)signaal

5 springlading ⇒ lading dynamiet

♦voorbeelden:

¶ he was working at full blast • hij werkte op volle toeren

     blast! • verdorie/verdraaid

————————

blast²

〈 werkwoord〉

1 opblazen ⇒ doen exploderen, bombarderen

2 vernietigen ⇒ verijdelen, ruïneren

3 〈 formeel〉 doen verschrompelen 〈 bijvoorbeeld plant〉 ⇒ doen verwelken/verzengen

4 〈 eufemistisch〉 verwensen ⇒ vervloeken

♦voorbeelden:

2   he blasted all my plans • hij heeft al mijn plannen in het honderd laten lopen

3   〈 figuurlijk〉 blast someone's reputation • iemands reputatie bezoedelen

4   blast him! • laat hem naar de maan lopen!

→ blast off blast off/

English-Dutch dictionary > blast
7 conch

n. schelp

conch

[ kontsj, kongk] 〈meervoud: conch [ kongks]/conches [kontsjiz]〉

1 schelpdier ⇒ 〈 in het bijzonder〉 kroonslak

2 schelp 〈 als trompet gebruikt〉 ⇒ trompethoorn/schelp

English-Dutch dictionary > conch
8 flourish

n. zwaai, wapper; parade (voor de show); wappering; gebruik van hoge woorden; trompet klank
--------
v. uitzwaaien, zwaaien; bloeien; suces hebben

flourish¹

[ flurrisj] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 krul ⇒ krul/sierletter

2 bloemrijke uitdrukking ⇒ stijlbloempje

3 zwierig gebaar

4 fanfare ⇒ geschal, preludium

♦voorbeelden:

4   flourish of trumpets • trompetgeschal

————————

flourish²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 gedijen ⇒ bloeien

2 floreren ⇒ succes hebben

3 tot (volledige) ontplooiing komen ⇒ een bloeitijd meemaken

♦voorbeelden:

2   the new business flourished • het ging de nieuwe onderneming voor de wind

     his family were flourishing • het ging goed met zijn gezin

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 tonen ⇒ zwaaien/wuiven met

♦voorbeelden:

1   he flourished a letter in my face • hij zwaaide een brief onder mijn neus heen en weer

English-Dutch dictionary > flourish
9 horn

n. hoorn; toeter
--------
v. stoten

horn

[ ho:n]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 〈 benaming voor〉 hoorn(achtig iets) ⇒ hoorn; gewei; (voel)hoorn; 〈 Amerikaans-Engels〉 zadelknop

2 toeter ⇒ claxon

3 〈 informeel〉 toeter ⇒ trompet

♦voorbeelden:

1   horn of plenty • hoorn des overvloeds

2   blow/sound the horn • toeteren

¶ on the horns of a dilemma • voor een dilemma

     blow one's own horn • zijn eigen loftrompet steken

     draw/pull in one's horns • terugkrabbelen; de buikriem aanhalen

→ English English/

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 hoorn 〈 als stofnaam〉

English-Dutch dictionary > horn
10 sound

adj. gezond en wel; aanspreekbaar; diep; gevestigd; ontwikkeld; zeker; rechtvaardig; geloofwaardig; sterk
--------
n. geluid; klank; zeeëngte; uitspraak; medisch instrument
--------
v. ken; peilen, polsen; laten horen; horen; uitspreken

sound¹

[ saund]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 zee-engte ⇒ zeestraat

2 inham ⇒ baai, golf

3 〈 medicijnen, geneeskunde〉 sonde

II 〈 telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 geluid ⇒ klank, toon

2 gehoorsafstand

3 sound ⇒ muziek

♦voorbeelden:

1   I don't like the sound of it • het bevalt me niet, het zit me niet lekker

     from/by the sound(s) of it/things • zo te horen

¶ sound and fury • geraas en gebral

————————

sound²

〈bijvoeglijk naamwoord; soundness〉

1 gezond ⇒ krachtig; gaaf; 〈 informeel〉 fit

2 correct ⇒ logisch; gegrond 〈 argument〉; wijs 〈 raad〉

3 solvent ⇒ financieel gezond; evenwichtig, betrouwbaar

4 vast 〈 slaap〉

5 grondig 〈 onderzoek〉

6 hard ⇒ krachtig

♦voorbeelden:

1   〈 informeel〉 be (as) sound as a bell • (zo) gezond als een vis zijn; perfect functioneren 〈 machine〉

     a sound mind in a sound body • een gezonde geest in een gezond lichaam

2   〈Amerikaans-Engels; politiek〉 sound on the goose • zuiver in de leer

6   a sound thrashing • een f pak ransel

————————

sound³

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 ken 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ luiden, galmen

2 de diepte peilen ⇒ de oceaanbodem onderzoeken

♦voorbeelden:

1   that sounds reasonable • dat kt redelijk

¶ 〈 informeel〉 sound off • opscheppen; zijn mening luid te kennen geven

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 laten ken

2 uiten ⇒ uitspreken

3 blazen 〈 alarm, aftocht〉 ⇒ blazen op 〈 bijvoorbeeld trompet〉

4 testen 〈 door bekloppen van longen, wielen van spoorwagon〉

5 peilen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ onderzoeken, polsen

♦voorbeelden:

1   sound a warning • een waarschuwing laten horen

3   sound the attack • ten aanval blazen

5   sound someone out about/on something • iemand over iets polsen

————————

sound⁴

〈 bijwoord〉

1 vast ⇒ diep 〈 slaap〉

♦voorbeelden:

1   sound asleep • vast in slaap

English-Dutch dictionary > sound
11 trump

n. troefkaart; bovenste beste, valse verzinsels, doorgestoken kaart; trompet
--------
v. (af)troeven, overtroeven

trump¹

[ trump] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 troef 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ troefkaart

2 〈 informeel〉 fijne kerel

♦voorbeelden:

1 spades are trumps • schoppen is troef

¶ 〈Brits-Engels; informeel〉 come/turn up trumps • voor een meevaller zorgen; geluk hebben met

————————

trump²

〈 werkwoord〉

1 troeven ⇒ troef (uit)spelen

♦voorbeelden:

¶ trump up • verzinnen

the charge was clearly trumped up • de beschuldiging was duidelijk verzonnen

English-Dutch dictionary > trump
12 baldric

n. schuinlopende band (aan zwaard, trompet, enz.)

English-Dutch dictionary > baldric
13 don't blow your own trumpet

blaas niet op je eigen trompet

English-Dutch dictionary > don't blow your own trumpet
14 trumpet-shaped

in vorm van trompet

English-Dutch dictionary > trumpet-shaped
15 flare

conus

tromp

trompet

English-Dutch technical dictionary > flare
16 funnel

trechter

trompet

vultrechter

English-Dutch technical dictionary > funnel

См. также в других словарях:

trompet — TROMPÉT, Ă, trompeţi, te, s.m. şi f. Trompetist(ă). – Din fr. trompette. Trimis de claudia, 13.09.2007. Sursa: DEX 98 TROMPÉT s. v. gornist. Trimis de siveco, 13.09.2007. Sursa: Sinonime trompét s. m., pl … Dicționar Român
Trompet — Bahnhof Trompet Bergheim ist ein Stadtteil innerhalb der Stadt Duisburg und gehört zum Stadtbezirk Rheinhausen. Zu Bergheim, das im Nordwesten des Stadtbezirks liegt, zählen die Ortsteile Oestrum und Trompet. Die Einwohnerzahl beträgt 21 … Deutsch Wikipedia
trompet — tromper, tromperie, ery, trompet, ette obs. ff. trumper, trumpery, trumpet … Useful english dictionary
trompet — trom|pet Mot Agut Nom masculí … Diccionari Català-Català
trompét — s. m., pl. trompéţi … Romanian orthography
trompet — is., müz., Fr. trompette Bir ağızlık ve kendi üstüne kıvrılmış silindir bir borudan oluşan nefesli çalgı … Çağatay Osmanlı Sözlük
trompet — trom|pet sb., en, er, erne … Dansk ordbog
Tromba — Trompet … Danske encyklopædi
Bahnstrecke Duisburg-Ruhrort–Mönchengladbach — Duisburg Ruhrort–Mönchengladbach heutiger Streckenverlauf Kursbuchstrecke (DB): 425 (DU–MG) 485 (VIE–MG) … Deutsch Wikipedia
Bahnstrecke Duisburg–Mönchengladbach — Ruhrort Crefeld Kreis Gladbacher Bahn u.a. heutige Strecke Duisburg–Mönchengladbach Kursbuchstrecke (DB): 425 (DU–MG) 485 (VIE–MG) Streckennummer … Deutsch Wikipedia
Bahnstrecke Mönchengladbach–Duisburg — Ruhrort Crefeld Kreis Gladbacher Bahn u.a. heutige Strecke Duisburg–Mönchengladbach Kursbuchstrecke (DB): 425 (DU–MG) 485 (VIE–MG) Streckennummer … Deutsch Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

trompet

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

trompet

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: