-
1 отказывать
v1) gener. afwimpelen, afzeggen, opzeggen, terugwijzen, verbruien, weigeren, afwijzen, afwijzen (в иске и т.п.), beleren geven (в приёме), een verzoek weigeren (в просьбе), resigneren2) colloq. vervloeken3) rude.expr. verdommen -
2 отклонять
v1) gener. afketsen (предложение), afwijzen, afbrengen, afwimpelen, terugwijzen, verwerpen, weigeren2) milit. ketsen -
3 отсылать
vgener. renvoyeren, afsturen, afzenden, terugwijzen, verwijzen, verzenden, wegsturen (назад), wegzenden -
4 указывать назад
vgener. terugwijzen
Перевод: с русского на нидерландский
с нидерландского на русский- С нидерландского на:
- Русский
- С русского на:
- Нидерландский