-
1 let someone down
teleurstellen -
2 disappoint
-
3 chagrin
n. verdriet, hartzeer, teleurstelling--------v. teleur stellen, verdriet doenchagrin1[ sjægrin] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 verdriet ⇒ boosheid, ergernis————————chagrin2〈 werkwoord〉1 bedroeven ⇒ verdrieten, teleurstellen♦voorbeelden: -
4 deceive
v. oplichten, misleiden[ dissie:v]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bedriegen ⇒ misleiden, om de tuin leiden♦voorbeelden:be deceiveed • bedrogen uitkomendeceive oneself • zichzelf voor de gek houden -
5 discontent
n. ontevredenheiddiscontent11 ontevredenheid ⇒ misnoegen, ongenoegen————————discontent21 〈+with〉ontevreden (over/met) ⇒ teleurgesteld, misnoegd————————discontent3〈 werkwoord〉1 mishagen ⇒ ontevreden maken, teleurstellen -
6 disillusion
n. ontgoocheling--------v. teleurstellen, ontgoochelingdisillusion1[ dissilloe:zjn] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————disillusion2〈werkwoord; zelfstandig naamwoord: disillusionment〉1 ontgoochelen ⇒ desillusioneren, uit de droom helpen♦voorbeelden: -
7 fail
n. onvoldoende (schoolexamen), falen--------v. mislukken, (laten) zakken; nalaten; in de steek laten; oprakenfail1♦voorbeelden:¶ without fail • zonder mankeren/falen, stellig————————fail21 tekortschieten ⇒ ontbreken, het begeven2 afnemen ⇒ op raken, verzwakken4 mislukken ⇒ het niet halen, het laten afweten♦voorbeelden:words failed me • ik kon geen woorden vindenthe crops will fail this year • de oogst zal dit jaar mislukkenhe failed in his duty • hij deed zijn plicht nietII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 nalaten ⇒ niet in staat zijn/er niet in slagen♦voorbeelden: -
8 let down
teleurgesteldlet down1 neerlaten ⇒ laten zakken, laten vallen♦voorbeelden:let down the sails • de zeilen strijken -
9 mock
adj. nep, nagemaakt--------n. bespotting; spotten; nabootsing--------v. spotten, bespotten; na-apen; teleurstellenmock1[ mok] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:mock trial • schijnproces————————mock2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
10 break someone's heart
v. (Informeel) iemands hart breken, iemand teleurstellen -
11 fail someone
iemand laten falen {in examen}; afvallen, teleurstellen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский