-
1 antipode
antipode [ãtiepod]〈m.〉2 tegenpool ⇒ tegendeel, tegenovergestelde♦voorbeelden:1 La Nouvelle-Zélande est l'antipode, aux antipodes de la France • Nieuw-Zeeland ligt juist tegenover Frankrijk aan de andere kant van de aardbolà l'antipode, aux antipodes • ver weg, aan het andere uiteinde van de wereld2 être à l'antipode, aux antipodes de qc. • het tegengestelde zijn van iets, haaks staan op ietsêtre aux antipodes l'un de l'autre • lijnrecht tegenover elkaar staan
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский