-
1 opposite
adj. tegen; tegenovergesteld; (er) tegenover; tegenstand; omgekeerd--------adv. tegenover; in tegenstelling--------n. tegenovergestelde, tegendeel--------prep. tegenoveropposite1[ oppəzit] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:she meant quite the opposite • ze bedoelde juist het tegendeel————————opposite2〈 oppositeness〉1 tegen(over)gesteld ⇒ tegenoverliggend; tegenover elkaar gelegen, tegen-♦voorbeelden:opposite number • ambtgenoot, collegathe opposite sex • het andere geslachtbe opposite from/to • tegen(over)gesteld zijn aan♦voorbeelden:————————opposite3〈 bijwoord〉1 tegenover (elkaar) ⇒ aan de overkant/andere kant♦voorbeelden:opposite to • tegenover————————opposite4〈 voorzetsel〉♦voorbeelden: -
2 contrary
adj. het tegenovergestelde, tegenovergesteld; koppig; weigeraar--------adv. tegengesteld, strijdig (met)--------n. tegenovergesteldcontrary1[ kontrərie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: contraries〉♦voorbeelden:1 on the contrary • integendeel, juist niet… to the contrary • … ten spijt, niettegenstaande …if I don't hear anything to the contrary … • zonder tegenbericht …evidence to the contrary • bewijs van het tegendeel————————contrary22 ongunstig ⇒ tegenwerkend, averechts3 tegendraads ⇒ weerbarstig/spannig, eigenwijs♦voorbeelden:1 be contrary to • botsen/strijdig zijn metcontrary to • tegen … in, … ten spijt, ondanks -
3 contrariwise
adv. daarentegen; aan de andere kant[ kəntreəriewajz]1 aan de andere kant ⇒ daarentegen, omgekeerd
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский