-
1 tasse
tasse [taas]〈v.〉1 kopje♦voorbeelden:tasse de café • kopje koffieboire à la grande tasse • verdrinkenf -
2 tasse de cacao
tasse de cacao -
3 tasse de café
tasse de café -
4 tasse à café
tasse à café -
5 tasse à thé
tasse à thé -
6 boire une tasse, la tasse
boire une tasse, la tasseDictionnaire français-néerlandais > boire une tasse, la tasse
-
7 boire dans une tasse
boire dans une tasse -
8 boire à la grande tasse
boire à la grande tasse -
9 café bien tassé
café bien tassé -
10 déjeuner d' une tasse de café
déjeuner d' une tasse de caféDictionnaire français-néerlandais > déjeuner d' une tasse de café
-
11 la grande tasse
la grande tasse -
12 oreilles d'une tasse
oreilles d'une tasse -
13 se faire une tasse de café
se faire une tasse de caféDictionnaire français-néerlandais > se faire une tasse de café
-
14 sous-tasse
sous-tasse [soetaas]〈v.〉 〈 België, Zwitserland〉 -
15 boire
boire1 [bwaar]〈m.〉♦voorbeelden:1 en perdre le boire et le manger • eten en drinken er bij vergeten, er voor laten staan————————boire2 [bwaar]〈 werkwoord〉1 drinken ⇒ op-, uitdrinken♦voorbeelden:boire à la bouteille • uit de fles drinkenil y a à boire et à manger • er zijn voors en tegensboire dans une tasse • uit een kopje drinkenil boit • hij drinkt, is aan de drank〈 spreekwoord〉 qui a bu boira • gewoonte is een tweede natuur; wie eens steelt, is altijd een diefv1) drinken2) opzuigen -
16 cacao
-
17 faire
faire1 [fer]〈m.〉1 〈 beeldende kunst, literatuur〉manier van schrijven, schilderen, beeldhouwen ⇒ stijl, techniek, wijze van uitvoering→ dire————————faire2 [fer]1 maken2 doen9 zeggen ⇒ antwoorden 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:ce faisant • daarbijque faire? • wat te doen?mais qu'est-ce qu'ils font! • wat spoken ze toch uit!qu'est-ce que vous faites dans la vie? • wat doet u (voor de kost)?quoi qu'on fasse, il n'est jamais content • wat men ook doet, hij is nooit tevredenpour quoi faire? • waarvoor?, waarom?il ne fait rien à l'école • hij presteert niets op schoolje ne peux pas faire autrement • ik kan niet andersil a bien fait • dat heeft hij goed gedaanfaire bien, mal de 〈+ onbepaalde wijs〉 • er goed, verkeerd aan doen tecomment avez-vous fait pour résoudre ce problème? • hoe heeft u dit probleem opgelost?3 faire de l'anglais • 〈 aan de universiteit〉 Engels studeren; 〈 op school〉 Engels leren; 〈 in vrije tijd〉 aan Engels doenfaire de l'aviron, de la natation, de la voile • roeien, zwemmen, zeilenil a fait les Beaux-Arts • hij heeft de academie voor beeldende kunsten doorlopenfaire que 〈+ aantonende wijs〉 • ten gevolge hebben dat, veroorzaken dat〈 onpersoonlijk, van tijd〉 ça fait quinze jours que je ne l'ai pas vu • ik heb hem sinds veertien dagen niet geziencent centimètres font un mètre • honderd centimeter is een meteril fait un mètre quatre-vingts • hij is 1,80 m (lang)quelle pointure faites-vous? • welke maat (schoenen) heeft u?je fais du quarante • ik heb maat veertigquatre et trois font sept • vier en drie maakt, is zevencombien fais-tu? • hoe groot, zwaar ben jij?combien ça fait? • hoeveel is dat?il me fait penser à mon oncle • hij doet me aan mijn oom denkenfaire rire qn. • iemand aan het lachen makenfaire savoir (à qn.) que • (iemand) mededelen datfaire traverser la rue à qn. • iemand de straat helpen overstekenfaire l'idiot • zich van den domme houden; gek doen9 sans doute, fit-il, vous avez raison • ongetwijfeld, antwoordde, zei hij, u heeft gelijkmon manteau fera l'hiver • met mijn jas kom ik de winter nog wel doorune bouteille de whisky me fait six mois • ik doe zes maanden met een fles whiskyest-ce qu'il a déjà fait sa rougeole? • heeft hij al mazelen gehad?faire jeune • er jong uitzienvotre cravate fait sérieux • door uw das ziet u er serieus uitsi tu fais cela, tu auras à faire à moi • als je dat doet, dan krijg je het met mij aan de stokavoir à faire à, avec • te doen, te maken hebben metn'avoir que faire de qc. • iets niet nodig hebbenêtre fait pour • bestemd, geschikt zijn voor〈 informeel〉 (il) faut le faire! • doe het maar eens na!ça fait une heure que je t'attends • ik wacht al een uur op jeen faire (à sa tête) • zijn eigen gang gaanje n'en ferai rien! • ik denk er niet aan!en faire tout un drame • er een drama van maken〈 informeel〉 on ne me la fait pas! • ik ben niet van gisteren!qu'est-ce que cela fait? • wat zou dat?qu'est-ce que ça peut bien vous faire? • wat kan u dat eigenlijk schelen?qu'est-ce que vous voulez que ça me fasse? • wat maakt het mij uit?ça ne fait rien • dat doet er niet toerien à faire! • niets daarvan!, nee is nee!rien n'y fit • niets hielpnous ne pouvons rien y faire • wij kunnen er niets aan doencela y fait beaucoup • dat maakt veel uitça fait bien de 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is in de mode, het staat goed tec'est bien fait! • goed zo!c'est bien fait (pour lui)! • net goed!, lekker!il ne fait que commencer • hij begint pasne faire qu'entrer et sortir • even bij iemand aanwippenne faire que (de) 〈+ onbepaalde wijs〉 • zo pas, net, juist iets gedaan hebbencela ne fait rien à l'affaire • dat verandert niets aan de zaakqu'est-ce que tu as fait de mes clefs? • wat heb je met mijn sleutels gedaan?ne pas pouvoir faire que • niet kunnen verhinderen dat〈 kaartspel〉 c'est à qui de faire? • wie geeft?faites! • ga uw gang!ce n'est ni fait ni à faire • het is knoeiwerkje le connais comme si je l'avais fait • ik ken hem door en door1 tot stand komen ⇒ ontstaan, gemaakt worden3 worden4 beter, rijper worden6 gebruikelijk zijn 〈zie voor uitdrukkingen die hier niet vermeld zijn de betreffende zelfstandige naamwoorden〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 comment que ça se fait? • hoe komt dat?〈 handel〉 se faire en acajou, en bleu • in mahonie, in blauw vervaardigd worden, leverbaar zijn〈 onpersoonlijk〉 il pourrait bien se faire que 〈+ aanvoegende wijs〉 • het is niet onwaarschijnlijk datse faire vieux • oud worden, verouderense faire à une idée • aan een idee wennença ne se fait pas! • dat, zoiets doet men niet!se faire les ongles • zijn nagels verzorgense faire une tasse de café • een kopje koffie voor zichzelf makense faire couper les cheveux • zijn haren laten knippense faire faire un costume • (zich) een pak laten makens'en faire • zich zorgen maken, zich ongerust makenne pas s'en faire • zich niet druk maken, zich nergens iets van aantrekken; 〈 ook〉 zich niet generen(ne) t'en fais pas! • (maak je maar) geen zorgen!, maak je niet dik!〈 informeel〉 il faut se le, la faire • het leven met hem, haar is geen lolletje♦voorbeelden:il fait nuit • het is nachtquel temps fait-il? • wat voor weer is het?par le temps qu'il fait • met dit weeril fait beau • het is mooi weercombien il fait aujourd'hui? • hoeveel graden is het vandaag?1. v1) maken2) doen3) doen (aan) [sport, muziek, etc.]4) afleggen [afstand]5) veroorzaken6) zijn [maten, rekenen]7) doen (alsof), spelen8) antwoorden2. se fairev2) gebeuren3) worden4) beter/rijper worden5) wennen (aan)3. il faitv -
18 oreille
oreille [orrej]〈v.〉1 oor♦voorbeelden:oreilles d'une tasse • oren van een kopjetendre une oreille avide • de oren spitsenavoir, marcher l'oreille basse • de oren laten hangens'en aller l'oreille basse • afdruipen, met hangende pootjes weggaanêtre dur d'oreille, avoir l'oreille dure • hardhorend zijnécouter d'une oreille distraite • (maar) met een half oor luisterenoreille externe • uitwendig ooravoir l'oreille fine • een scherp gehoor hebbenoreille interne • inwendig oor, binnenooravoir les oreilles rebattues • het gezeur moe zijnfaire la sourde oreille • zich Oost-Indisch doof houdenavoir l'oreille de qn. • een welwillend gehoor bij iemand vindenavoir de l'oreille • een goed, zuiver gehoor hebbencasser les oreilles • te veel lawaai makenchauffer, échauffer les oreilles à qn. • iemand woedend makenne pas en croire ses oreilles • zijn oren niet kunnen gelovendire qc. à l'oreille de qn. • iemand iets in het oor fluisterendresser, tendre l'oreille • zijn oren spitsenécouter de toutes ses oreilles • zeer aandachtig luisteren, één en al oor zijnn'écouter que d'une oreille • maar met een half oor luisterenil ne l'entend pas de cette oreille • aan dat oor is hij doof, daarvan wil hij niet horence n'est pas tombé dans l'oreille d'un sourd • dat is niet voor dovemansoren gezegdêtre tout oreilles • een en al oor zijnfrotter les oreilles à qn. • iemand de oren wassen, de les lezenprêter l'oreille (à) • luisteren, het oor lenen (aan)rebattre les oreilles à qn. • iemand aan z'n kop zeurense faire tirer l'oreille • zich laten bidden en smekensi cela venait à ses oreilles • als dat hem ter ore zou komenrougir jusqu'aux oreilles • een hoofd als een boei krijgenjusqu'aux oreilles • tot over zijn orenf -
19 déjeuner
См. также в других словарях:
tasse — [ tas ] n. f. • 1150, rare av. XIVe; ar. tâssa ♦ Petit récipient à anse ou à oreille, servant à boire. Tasse de faïence, de porcelaine. Tasse pour goûter le vin. ⇒ taste vin. Tasses à thé, à café. Petite assiette placée sous une tasse. ⇒ soucoupe … Encyclopédie Universelle
tassé — tasse [ tas ] n. f. • 1150, rare av. XIVe; ar. tâssa ♦ Petit récipient à anse ou à oreille, servant à boire. Tasse de faïence, de porcelaine. Tasse pour goûter le vin. ⇒ taste vin. Tasses à thé, à café. Petite assiette placée sous une tasse. ⇒… … Encyclopédie Universelle
TASSE (LE) — À plus d’un signe semble s’annoncer, dans les années 1980 1990, un retour au Tasse: redécouverte en Italie du «poème long» (le poema , proprement dit), notamment avec La Chambre d’Attilio Bertolucci (La Camera da letto , 1984), qui se réclame… … Encyclopédie Universelle
Tasse — (Obertasse) mit Untertasse Eine Tasse ist ein Trinkgefäß mit Henkel, das vorrangig für Heißgetränke verwendet wird. Besonders in Teilen Österreichs wird die Tasse in bestimmten Fällen auch als Häferl bezeichnet. Inhaltsverzeichnis … Deutsch Wikipedia
tasse — TASSE. s. f. Sorte de vase servant à boire. Tasse d argent. tasse de cristal. tasse de fayence. tasse de porcelaine. boire à pleine tasse. boire à tasse pleine … Dictionnaire de l'Académie française
Tasse — Tasse, n. [OF. tassette.] A piece of armor for the thighs, forming an appendage to the ancient corselet. [1913 Webster] Note: Usually the tasse was a plate of iron swinging from the cuirass, but the skirts of sliding splints were also called by… … The Collaborative International Dictionary of English
Tasse — Sf std. (16. Jh.) Entlehnung. Zunächst als obd. tatse entlehnt aus it. tazza Trinkschale , später an frz. tasse angeglichen. Ausgangspunkt ist arab. ṭās Schälchen , das auf pers. täšt Becken, Schale zurückgeht. Ebenso nfrz. tasse. ✎ Lokotsch… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Tasse — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Bsp.: • Stell die Teetassen in den Schrank! • Er trinkt eine Tasse schwarzen Kaffee und raucht eine Zigarette. • Möchten Sie eine Tasse Tee? … Deutsch Wörterbuch
tasse — [tas] n. 〚MFr, purse, pouch〛 any of a series of jointed, metal plates forming a skirtlike protection of armor for the lower trunk and thighs: see ARMOR: also tasset [tasət] * * * tasse (tăs) also tas·set (tăsʹĭt) n. One o … Universalium
Tassé — País … Wikipedia Español
tassé — tassé, ée (tâ sé, sée) part. passé de tasser. Des terres bien tassées. Terme d architecture. Se dit d un bâtiment dont la charge a fait tout son effet. Terme de peinture et de sculpture. Figure tassée, figure trop courte et trop lourde.… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré