-
1 fonction
fonction [fõksjõ]〈v.〉1 functie ⇒ taak, rol♦voorbeelden:les fonctions d'une charge • de plichten verbonden aan een taakfonction publique • ambtenarenapparaatentrer en fonction(s) • in functie tredenêtre fonction de qc. • afhankelijk zijn van ietsfaire fonction de • de rol vervullen vanquitter ses fonctions • zijn functie neerleggenagir en fonction de ses intérêts • in zijn eigen belang handelenen fonction de • naar gelang (van)ffunctie, taak -
2 mission
mission [miesjõ]〈v.〉1 opdracht ⇒ taak, functie2 missie ⇒ afvaardiging, onderzoeksteam♦voorbeelden:être en mission • op dienstreis zijn→ chargéf1) opdracht, taak, roeping, missie2) zendingspost [religie] -
3 accomplir
accomplir [aakõplier]♦voorbeelden:1 geschieden ⇒ plaatsvinden, in vervulling gaan1. vvervullen, uitvoeren2. s'accomplirvgeschieden, tot stand komen, in vervulling gaan -
4 assigner
-
5 charge
charge [sĵaarzĵ]〈v.〉1 last ⇒ vracht, lading2 lading ⇒ (het) laden, (het) vullen4 opdracht ⇒ last, taak6 aanklacht ⇒ beschuldiging, bezwarende feiten8 charge ⇒ aanval, bestorming♦voorbeelden:charge utile d'un véhicule • nuttig laadvermogen van een voertuigrompre charge • een vracht lossencharge de travail • werkdrukcharge foncière • grondbelastingcharges sociales • sociale lastenavoir charge d'âmes • verantwoordelijk zijn voor het zielenheil van (enkele) personenavoir la charge de qn. • de verantwoordelijkheid voor iemand dragenêtre à charge à qn. • iemand tot last zijnêtre à la charge de qn. • van iemand afhankelijk zijnà la charge de la collectivité • ten laste van de gemeenschapavoir qn. à charge • voor iemand moeten zorgenles frais sont à sa charge • de kosten zijn voor zijn rekeningprendre qn. en charge • de zorg voor iemand op zich nemenrevenir à la charge • hernieuwde pogingen ondernemenf1) last, lading2) last, verplichting3) opdracht4) ambt5) aanklacht6) aanval, bestorming7) overdrijving9) doping -
6 chargé
charge [sĵaarzĵ]〈v.〉1 last ⇒ vracht, lading2 lading ⇒ (het) laden, (het) vullen4 opdracht ⇒ last, taak6 aanklacht ⇒ beschuldiging, bezwarende feiten8 charge ⇒ aanval, bestorming♦voorbeelden:charge utile d'un véhicule • nuttig laadvermogen van een voertuigrompre charge • een vracht lossencharge de travail • werkdrukcharge foncière • grondbelastingcharges sociales • sociale lastenavoir charge d'âmes • verantwoordelijk zijn voor het zielenheil van (enkele) personenavoir la charge de qn. • de verantwoordelijkheid voor iemand dragenêtre à charge à qn. • iemand tot last zijnêtre à la charge de qn. • van iemand afhankelijk zijnà la charge de la collectivité • ten laste van de gemeenschapavoir qn. à charge • voor iemand moeten zorgenles frais sont à sa charge • de kosten zijn voor zijn rekeningprendre qn. en charge • de zorg voor iemand op zich nemenrevenir à la charge • hernieuwde pogingen ondernemenadj1) belast, beladen2) overladen, vol (met)3) aangetekend [brief] -
7 diviser
diviser [dieviezee]1 delen ⇒ ver-, in-, opdelen♦voorbeelden:diviser une tâche entre plusieurs personnes • een taak verdelen over verschillende mensendiviser pour régner • verdeel en heers1 zich verdelen ⇒ verdeeld worden, ingedeeld worden, zich splitsen1. v1) delen, verdelen, indelen2. se diviservzich verdelen, zich splitsen -
8 imposer
imposer [ẽpoozee]♦voorbeelden:¶ en imposer à • imponeren, indruk maken opII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 belasting opleggen ⇒ belasting heffen van, belasten2 opleggen ⇒ opdringen, voorschrijven♦voorbeelden:imposer le respect • ontzag inboezemen2 onvermijdelijk, noodzakelijk zijn ⇒ geboden zijn♦voorbeelden:v1) belasting opleggen, belasten2) opleggen, opdringen -
9 insuffisant
insuffisant [ẽsuufiezã]1 onvoldoende ⇒ ontoereikend, gebrekkig♦voorbeelden:adj1) onvoldoende, ontoereikend2) onbekwaam -
10 mandat
mandat [mãdaa]〈m.〉3 mandaat4 ambtsperiode ⇒ ambtstermijn, -tijd♦voorbeelden:mandat télégraphique • telegrafische postwissel6 mandat d'arrêt, de dépôt • arrestatiebevel, bevel tot aanhoudingmandat de perquisition • huiszoekingsbevelmandat d'amener • bevel tot voorgeleidingm1) opdracht2) machtiging3) mandaat4) ambtstermijn5) postwissel6) bevelschrift -
11 niveau
niveau [nievoo]〈m.〉1 niveau ⇒ peil, hoogte, stand, gehalte2 verdieping ⇒ etage, woonlaag♦voorbeelden:niveau de la mer • zeespiegelniveau de vie • levensstandaard, -peilau niveau de • ter hoogte vanêtre au niveau d' une tâche • tegen een taak opgewassen zijnau niveau de la commune • op gemeentelijk niveauau niveau de l'électeur • wat de kiezer betreftm1) niveau, peil, hoogte2) verdieping3) waterpas -
12 place
place [plaas]〈v.〉1 plaats ⇒ plek, ruimte2 post ⇒ betrekking, ambt3 plein♦voorbeelden:place assise • zitplaatsplaces avant • voorbankplace debout • staanplaatsune quatre places • een auto met vier zitplaatsenavoir sa place qp. • ergens thuishorenfaire place nette • het huis ontruimense mettre à la place de qn. • zich in iemand verplaatsense mettre à la place de qn., prendre la place de qn. • iemand vervangenoccuper, avoir, tenir la première place • van het grootste belang zijnoffrir des places à qn. • iemand entreekaartjes gevenprendre place • gaan zitten, plaatsnemenregagner sa place • naar zijn plaats teruggaanremettre qn. à sa place • iemand op zijn plaats zetten, terechtwijzentenir beaucoup de place • veel ruimte in beslag nementenir sa place • zijn werk goed doen, tegen zijn taak opgewassen blijken, een eigen plaats hebbenemployer un crayon à la place d'un stylo • een potlood gebruiken in plaats van een penj'ai signé à sa place • ik heb voor hem getekendà votre place • als ik u wasplace à • maakt ruimte voorde place en place • hier en daartout est en place • alles staat klaarmettre en place • opstellen, aanbrengen, installerenne pas rester, ne pas tenir en place • niet stil kunnen zittenpar places • hier en daarrester sur place • zich niet verroerenêtre cloué de surprise sur place • als aan de grond vastgenageld staan van verbazingfaire du sur place • surplace maken; niet vooruitkomenfaire une enquête sur place • ter plaatse een onderzoek instellen〈 spreekwoord〉 (une place pour chaque chose et) chaque chose à sa place 〈 wanneer alles daar ligt waar het thuishoort, hoeft men niet lang te zoeken〉2 personne en place • hooggeplaatst, invloedrijk persoonêtre, entrer dans la place • zich een plaats verwerven in het zakenmilieu5 place d'armes • exercitieplein, paradeveldplace de guerre • vesting(stad)place forte • vesting(stad)être maître de la place • de touwtjes in handen hebbenf1) plaats, ruimte2) zitplaats3) betrekking, baantje4) plein -
13 poids
poids [pwaa]〈m.〉♦voorbeelden:le service des poids et mesures • het ijkwezenavoir deux poids, deux mesures • met twee maten metenavoir un poids sur la conscience • een last op z'n geweten voelen drukkenprendre, perdre du poids • aankomen, afvallensentir un poids sur sa poitrine • zich bedrukt voelenvendre qc. au poids de l'or • iets zeer duur verkopenpoids et haltères • gewichtheffenpoids légers • lichtgewicht(sklasse)ne pas faire le poids • niet voor z'n taak berekend zijnne pas faire le poids contre, face à • geen partij zijn voorargument de poids • zwaarwegend argumentavoir un poids sur l'estomac • een zwaar, drukkend gevoel op de maag hebbenm1) gewicht2) zwaarte, druk, last3) kogelstoten -
14 promettre
promettre [prommetr]1 beloven ⇒ toezeggen, verzekeren, uitloven♦voorbeelden:〈 schertsend〉 ça promet! • dat belooft wat!♦voorbeelden:v1) beloven, toezeggen2) voorspellen -
15 rôle
rôle [rool]〈m.〉1 rol2 rol ⇒ register, lijst♦voorbeelden:le premier rôle • de hoofdrolcréer un rôle • als eerste een rol spelence n'est pas mon rôle de vous conseiller • het is mijn taak niet u raad te geventenir un rôle • een rol spelenrôle d'impôt • belastingkohiermettre une cause au rôle • een strafzaak op de rol plaatsen→ tourm1) rol2) functie3) register -
16 tâche
tache [taasĵ]〈v.〉1 vlek ⇒ plek, smet♦voorbeelden:taches de soleil • lichtvlekkenfaire tache d'huile • zich als een olievlek uitbreidenréputation sans tache • vlekkeloze reputatief -
17 travail
〈m.〉1 travalje ⇒ hoefstal, noodstal————————〈m.〉3 werking♦voorbeelden:travail de bénédictin • monnikenwerktravail à la chaîne • lopendebandwerktravail à domicile • thuiswerkMinistère du Travail • ministerie van Sociale Zaken (en Werkgelegenheid)le monde du travail • de werkendentravail aux pièces, à la tâche • stukwerktravail à temps partiel • deeltijdbaan, parttimewerktravail de termite • ondergrondse vernietigingsarbeidtravail sur le terrain • veldwerkun beau travail • een goed (stuk) werk〈 schertsend〉 c'est du beau travail!, regardez-moi ce travail! • dat is me ook wat fraais!travail intellectuel • hoofdarbeidavoir le travail lent • langzaam werkentravail noir • zwartwerk, beunhazerijse mettre au travail • aan 't werk gaanêtre au travail • aan het werk zijnêtre sans travail • werkloos zijntravaux! • werk in uitvoering!2 travaux d'aiguille, de dame • (vrouwelijke) handwerken, borduurwerktravaux d'amateur • amateurfotografietravaux des champs • landarbeidtravaux dirigés • werkcollegetravaux forcés • dwangarbeidtravaux pratiques • practicumtravaux préparatoires • voorbereidende werkzaamheden, beraadslagingen 〈met name m.b.t. wetsteksten〉travaux publics • openbare werken, (ministerie van) Weg- en Waterbouwtravail des eaux • eroderende werking, inwerking van het waterfemme en travail • vrouw in barensnood, die weeën heeft1. m1) werk, arbeid, taak2) werking3) bewerking4) barensnood5) hoefstal2. travailsm pl -
18 au-dessous
au-dessous [oodsoe]〈bijwoord; ook voorzetsel〉♦voorbeelden:1 au-dessous de • onder, onderaanêtre au-dessous de sa tâche • zijn taak niet aan kunnenil est au-dessous de tout • hij kan niks -
19 besogne
besogne [bəzonj]〈v.〉1 werk ⇒ taak, bezigheden♦voorbeelden:aller beaucoup trop vite en besogne • zich vergalopperenavoir fait de la belle besogne • een knap stuk werk verricht hebben -
20 ce n'est pas mon rôle de vous conseiller
ce n'est pas mon rôle de vous conseillerDictionnaire français-néerlandais > ce n'est pas mon rôle de vous conseiller
- 1
- 2
См. также в других словарях:
TAAK — abbr. Tourism Arts Alliance of Kansas … Dictionary of abbreviations
The Algebraist — … Wikipedia
Siavash Ghomayshi — Infobox Musical artist Name = fa. سیاوش قمیشی Siavash Ghomeyshi| Img capt = Img size = Landscape = Background = solo singer Birth name = Born = 1945 Dezful, Iran Origin = Instrument = Piano Guitar Voice type = Tenor Genre = Pop Occupation =… … Wikipedia
Applikativ — Als Applikativ ([ˈaplikaˌtiːf], von lat. applicātum (angefügt)) bezeichnet man die abgeleitete Form eines Verbs, die im Vergleich zum nicht applikativen Verb einen zusätzlichen nicht selbst agierenden Handlungsteilnehmer besitzt. Ist das nicht… … Deutsch Wikipedia
Hard Rock Laager — Место проведения … Википедия
Lassi — For other uses, see Lassi (disambiguation). Lassi Fat free lassi from Mumbai, India Origin Place of origin Indian Subcontinent Dis … Wikipedia
The Wife of Bath's Prologue and Tale — The Wife of Bath s Tale and its Prologue are among the best known of Geoffrey Chaucer s Canterbury Tales . They give insight into the role of women in the Late Middle Ages and are probably of interest to Chaucer himself, for the character is one… … Wikipedia
Marten Toonder — Born May 2, 1912 Rotterdam, Netherlands Died July 27, 2005(2005 07 27) (aged 93) Laren, Netherlands Occupation Writer Nationality … Wikipedia
Jacob Israël de Haan — Not to be confused with the composer Jacob de Haan. Jacob Israël de Haan (December 31, 1881, Smilde, Drenthe June 30, 1924) was a Dutch Jewish literary writer and journalist who was assassinated in Jerusalem by the Jewish paramilitary… … Wikipedia
Afrikaans Language Monument — Afrikaanse Taalmonument Obelisks of the Language Monument Location Paarl, Western Cape, South Africa Completion date … Wikipedia
Herman De Croo — Herman Francies Joseph De Croo (born August 12, 1937 in Opbrakel) is a Belgian liberal politician. He is a member of the Open vld.He obtained a doctorate in law from the Université Libre de Bruxelles (U.L.B.) in 1961. With a Fulbright scholarship … Wikipedia