-
1 black tie
-
2 black
adj. zwart, zwarte; vies--------n. zwart; neger--------v. zwart maken; koopwaar in beslag nemenblack1[ blæk] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zwart2 zwart ⇒ zwartsel, zwarte kleur/verfstof; roetzwart5 zwart(e) schaakstuk/damsteen♦voorbeelden:dressed in black • in het zwartbe in the black • uit de rode cijfers zijn————————black2〈bijvoeglijk naamwoord; blackness〉2 zwart ⇒ vuil, besmeurd3 zwart ⇒ (zeer) slecht, somber; nors, onvriendelijk; kwaad, verstoord; snood♦voorbeelden:black art/magic • zwarte kunstbe in someone's black book(s) • bij iemand slecht aangeschreven staanblack box • zwarte doos, black boxblack bread • zwart brood, grof roggebroodlike the Black Hole of Calcutta • benauwd, om te stikkenblack market • zwarte marktblack markete(e)r • zwarthandelaarblack nightshade • zwarte nachtschade(as) black as pitch • zo zwart als roet, pikzwartblack spot • zwarte plek, rampenplek 〈 waar veel ongevallen gebeuren〉black tea • thee zonder melkblack vulture • monniksgierblack humour • zwarte humorgive someone a black look • iemand nors aankijkenin a black mood • in een sombere stemming〈 informeel〉 look as black as thunder • er kwaad/grimmig uitzienhe is not so black as he is painted • hij is niet zo slecht als algemeen beweerd wordtBlack Friar • predikheer, dominicaanblack ice • ijzelblack lead • potlood, grafiet; zwartselblack money • zwart geldBlack Muslim(s) • Zwarte moslim(s)Black Panther(s) • Zwarte Panter(s)black velvet • mengsel van stout en champagne————————black3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:→ black out black out/ -
3 bow tie
-
4 dicky bow
-
5 white tie
-
6 white
adj. witte; heldere; bleek; eerlijk--------n. witte kleur; wit; helder, bleek; wit v.h. ei (eiwit); witte kleren; wit mens (albino); oogwitwhite1[ wajt] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 blanke♦voorbeelden:————————white2〈bijvoeglijk naamwoord; whiter; whiteness〉♦voorbeelden:white Christmas • witte kerst〈 Brits-Engels〉 white coffee • koffie met melk/roomwhite magic • witte magiewhite as a sheet • lijkbleek, wit als een doek2 white hunter • blanke jager/safarileiderwhite slave • blanke slavinwhite slavery • handel in blanke slavinnenwhite ant • termietwhite ensign • Britse marinevlagshow the white feather • zich lafhartig gedragenWhite Friar • karmelietwhite hope • iemand van wie men grote verwachtingen heeftwhite horses • witgekuifde golvenwhite lead • loodwitwhite lie • leugentje om bestwilWhite Russia • Wit-Ruslandwhite spirit • terpentinebleed someone white • iemand uitkleden, iemand het vel over de oren halengo white about the gills • bleek/wit om de neus worden van schrik/angst
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский