-
1 rise
n. opslag, verhoging; stijging; opkomst--------v. opstaan; opgaan; stijgenrise1[ rajz]1 helling ⇒ verhoging, hoogte♦voorbeelden:♦voorbeelden:give rise to • aanleiding geven tot————————rise2♦voorbeelden:rise again • uit de dood opstaanrise to one's feet • opstaan2 good teamworkers should rise above personal jealousies • goede teamgenoten moeten boven persoonlijke naijver staanthe curtain rises on a Victorian room • het gordijn gaat op en toont een Victoriaanse kamerhe rose to the suggestion • hij begreep de wenkrise to the rank of lieutenant • bevorderd worden tot luitenant -
2 spiral
adj. spiraalvormig, schroefvormig--------n. spiraal--------v. zich spiraalsgewijs bewegen; snel stijgen of dalenspiral1[ spajjərəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————spiral2♦voorbeelden:————————spiral3〈werkwoord; Brits-Engels spiralled〉♦voorbeelden:1 prices are spiralling • prijzen stijgen/dalen spiraalsgewijs -
3 alight
adj. staat in brand; verlicht; aangestoken--------v. uitstappen, afstappen; landen op; van paard stijgenalight1[ əlajt] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:2 alight with • stralend/schitterend van————————alight2〈werkwoord; ook alit, alit [əlit]〉1 afstappen ⇒ uitstappen, afstijgen♦voorbeelden:1 alight from a horse/car • van een paard stijgen/uit een auto stappen -
4 boom
n. lawaai, boem; gedreun; (haven)boom; arm van pickup--------v. dreunen; donderenboom1[ boe:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (dof, hol) gedreun ⇒ gebulder, gedaver2 hausse ⇒ (periode van) hoogconjunctuur, sterke loon/prijsstijging3 (hoge) vlucht ⇒ (plotselinge, krachtige) stijging/toename 〈in aanzien/rijkdom e.d.〉, bloei, opkomst♦voorbeelden:————————boom2♦voorbeelden:the clock boomed out • de klok dreundeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 〈vaak +out〉bulderend/galmend/dreunend uiten -
5 go up
opgaan, stijgengo up♦voorbeelden:II 〈werkwoord + voorzetsel〉 -
6 increase
n. groei; toevoeging, bijvoeging; vergroting; stijging, vermeerdering--------v. vergroten, toevoegen, vermeerderen, stijgenincrease1[ ingkrie:s] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 toename ⇒ groei, aanwas♦voorbeelden:————————increase2[ inkrie:s]1 toenemen ⇒ (aan)groeien, stijgenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
7 jack up
v. optillen of omhoogwerken met behulp van een hefboom; prijzen doen stijgen (zoals in "Ik heb de auto voor 1,500 $ verkocht en zij deden de prijs stijgen tot 2,500 $)jack up -
8 mount
n. berg, heuvel, bergketen; rijdier; rijden; opstijgen; opzetten; opstijgen--------v. (op)stijgen, bestijgen, beklimmen, opgaan; te paard zetten, laten rijden; iets op iets plaatsen, voeren, opstellen; organiserenmount1[ maunt] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 rijdier3 〈 benaming voor〉 iets waarop men iets plaatst om het tentoon te stellen ⇒ standaard 〈 in etalage〉, voet 〈 van bokaal〉; zetting, montering 〈 van juwelen〉; opplak/opzetkarton 〈 van foto, plaatje〉♦voorbeelden:————————mount2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bestijgen ⇒ beklimmen, opgaan4 〈 benaming voor〉 iets op iets plaatsen ⇒ voeren 〈 stukken geschut〉; opstellen 〈geweren enz.〉; opplakken, opzetten 〈 foto's〉♦voorbeelden: -
9 multiply
v. vermenigvuldigen; meer wordenmultiply1[ multiplaj] 〈 multiplied〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:————————multiply2[ multiplie] 〈 bijwoord〉1 → multiple multiple/♦voorbeelden: -
10 zoom
n. zoemer, zoemvlucht; zoom (v. filmcamera); (bij computers) vergroting, buitengewone vergroting van figuur op scherm zodat ie werkelijk lijkt--------v. zoemen; snel stijgen; de hoogte in schieten; zoeven, hard rijden; zoomen (foto.)zoom1[ zoe:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————zoom2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:zoom out • uitzoomen -
11 Henry saw his chances multiply
-
12 alight from a horse/car
alight from a horse/carvan een paard stijgen/uit een auto stappen -
13 appreciate
v. schatten; waarderen, op prijs stellen[ əprie:sjie▪eet]II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 zich bewust zijn van ⇒ zich realiseren, erkennen -
14 ascend
v. klimmen, naar boven gaan[ əsend]1 (op)stijgen ⇒ omhooggaan, zich verheffen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 opgaan ⇒ naar boven gaan, beklimmen -
15 ascent
n. opstijgen, stijgen, omhoog gaan[ əsent]1 be/opstijging ⇒ (be)klim(ming), het (op)rijzen/omhooggaan2 oplopende helling/glooiing♦voorbeelden: -
16 be in the black
v. uit de rode cijfers zijn, een inkomen hebben waarbij na alle uitgaven nog geld overblijft; winstgevend; zonder financieel verlies (bv. Wat geeft John gedaan om de winst te laten stijgen en uit de rode cijfers te komen? Ons bedrijf is al reeds vier maanden in de rode cijfers")be in the black -
17 bounce
n. sprong--------v. springen; huppelen; stijgenbounce1[ bauns] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 opschepperij ⇒ praatjes, grootspraak♦voorbeelden:3 she is full of bounce • ze is erg levendig/druk¶ Phil got the bounce yesterday • Phil is er gisteren uitgeschopt/is gisteren ontslagenbounce! • boem!, beng!————————bounce2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 laten stuit(er)en ⇒ kaatsen, stuit(er)en♦voorbeelden: -
18 caloric
-
19 climb
n. klim--------v. klimmenclimb1[ klajm] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 helling ⇒ klim, weg omhoog♦voorbeelden:————————climb2♦voorbeelden:climb up a wall • tegen een muur opklimmenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 klimmen in/op ⇒ beklimmen, bestijgen -
20 cyclical
adj. cyclisch verlopen, rondgaand--------n. aandelen wiens waarden snel met de markttendenzen fluctueren, aandelen wiens waarde snel stijgen als de markt stijgt en snel dalen als de markt daalt→ cyclic cyclic/
См. также в других словарях:
Sty — Sty, v. i. [OE. stien, sti?en, AS. st[=i]gan to rise; akin to D. stijgen, OS. & OHG. st[=i]gan, G. steigen, Icel. st[=i]ga, Sw. stiga, Dan. stige, Goth. steigan, L. vestigium footstep, Gr. ? to walk, to go, Skr. stigh to mount. Cf. {Distich},… … The Collaborative International Dictionary of English
Old Frankish — Spoken in formerly the Netherlands, Belgium, Luxembourg, Northern France, Western Germany Era Evolved into Old Low Franconian by the 8th century Language family Indo European … Wikipedia
Germanic strong verb — In the Germanic languages, a strong verb is one which marks its past tense by means of ablaut. In English, these are verbs like sing, sang, sung. The term strong verb is a translation of German starkes Verb , which was coined by the linguist… … Wikipedia
Pieter Jacob Stinissen — Activités écrivain, poète Naissance … Wikipédia en Français
Verbes irreguliers neerlandais — Verbes irréguliers néerlandais Infinif OVT Participe passé Traduction Bakken Bakte Gebakken Cuire Barsten Barstte Gebarsten Éclater Bederven Bedorf Bedorven Corrompre Bedriegen Bedroog … Wikipédia en Français
Verbes irréguliers néerlandais — Infinif OVT Participe passé Traduction Bakken Bakte Gebakken Cuire Barsten Barstte Gebarsten Éclater Bederven Bedorf Bedorven Corrompre Bedriegen Bedroog Bedrogen … Wikipédia en Français
Telenet Group — Pour les articles homonymes, voir Telenet. Création 1996 … Wikipédia en Français
steigen — Vst. std. (8. Jh.), mhd. stīgen, ahd. stīgan, as. stīgan Stammwort. Aus g. * steig a Vst. steigen , auch in gt. steigan, anord. stíga, ae. stīgan, afr. stīga. Außergermanisch vergleichen sich air. tíagu gehe , akslav. postigno̧ti hingelangen,… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
BORGESIUS — NETHERLANDS (see also List of Individuals) 27.5.1864 Norg/NL 27.5.1941 Den Haag/NL Anne Herman Borgesius studied natural sciences at Groningen University and from 1901 to 1922 joined as a staff member Den Haag University. He was a Member of… … Hydraulicians in Europe 1800-2000
PENNINK — NETHERLANDS (see also List of Individuals) 27.9.1853 IJsselstein/NL 21.2.1936 Nijmegen/NL Johan M.K. Pennink graduated as a civil engineer from the Polytechnic in Delft in 1859. He joined the Rijkswaterstaat and from 1892 to 1896 collaborated… … Hydraulicians in Europe 1800-2000
Steigen — 1. Bist du hoch gestiegen mit wunder, mit grossem schaden felstu herunder. Lat.: Si gradus est altus, gravior fiet tibi saltus. (Loci comm., 169.) 2. De to hôg stiggt, fallt am dêpsten. (Rastede.) – Firmenich, III, 28, 98. 3. Der nicht hoch… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon