-
1 formality
n. officieel gedrag, gewoonte, regel, formaliteit; gebruikelijkheid; stijfheid, ceremonie[ fo:mælətie] 〈meervoud: formalities〉♦voorbeelden: -
2 crick
n. Crick, familienaam, Crick, Francis (1916-2004), Britse biofysicus, winnaar van de 1962 Nobelprijs in Fysiologie voor zijn ontdekking van dubbele spiraalvormige structuur van DNA (samen met James Watson)crick1[ krik] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————crick2〈 werkwoord〉1 verrekken ⇒ verdraaien, ontwrichten♦voorbeelden:1 I cricked my neck/back • ik heb een stijve nek/rug -
3 starch
n. zetmeel; stijfsel; appret; stijfheid--------v. stijvenstarch1[ sta:tsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zetmeel2 stijfsel♦voorbeelden:————————starch2〈 werkwoord〉1 stijven♦voorbeelden: -
4 prissily
adv. met preutsheid/stijfheid -
5 prudishly
adv. preutsheid, stijfheid -
6 rigidness
n. stijfheid, strakheid, strengheid, onbuigzaamheid, starheid -
7 starchiness
n. zetmeel; hardheid, stijfheid -
8 starkness
n. stijfheid, strengheid -
9 stiffness
n. stijfheid -
10 woodenness
n. houterig zijn, stijfheid; stomheid, sufheid, onaandoenlijkheid -
11 rigidity
starheidstijfheidstijftestugheidverband -
12 stiffness
geringe compliantiestijfheidstijftestugheid
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский