-
1 to assist
steunen -
2 to back
steunen -
3 lean on
steunen op, rusten op; afhangen van, vertrouwen, rekenen op iemand of iets voor steun of hulplean on -
4 prop up
steunenprop up♦voorbeelden: -
5 endorse a bill
steunen van een wetvoorstel -
6 hold by
steunen,mee eens zijn -
7 reckon on
steunen op, rekenen op -
8 sided with
steunen, aan de kant gestaan van -
9 to promote
steunenverhogen -
10 lean
adj. mager, schraal; karig, armzalig--------n. mager (vlees); neiging--------v. leunen; overhellen; zetten; steunen; aanleunen; ombuigen; buigen, verbuigenlean1[ lie:n] 〈zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉1 schuinte ⇒ schuine/scheve stand, (over)helling♦voorbeelden:————————lean2〈bijvoeglijk naamwoord; leanness〉2 karig ⇒ arm(zalig), weinig opleverend♦voorbeelden:lean years • magere jaren————————lean31 leunen ⇒ steunen, steun zoeken♦voorbeelden:lean over to someone • zich naar iemand overbuigen¶ 〈 figuurlijk〉 lean over backwards • zich in (de gekste) bochten wringen, alle mogelijke moeite doenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
11 groan
n. (ge)kreun, gesteun; gekraak (v. hout onder zware last)--------v. kreunen, kermen, steunen; gebukt gaan (onder last), zuchtengroan1[ groon] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (ge)kreun ⇒ gekerm, gesteun————————groan21 kreunen ⇒ kermen, steunen♦voorbeelden:groan with pain • kreunen van de pijn→ board board/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
12 support
n. steun; broodwinning, levensonderhoud; ondersteuning--------v. ondersteuning, dragen, voorstaan; hulp verlenen; toestemmen; versterken; aanmoedigen; onderhoudensupport1[ səpo:t]1 steun(stuk) ⇒ stut, drager, draagbalk1 steun ⇒ hulp, ondersteuning2 onderhoud ⇒ levensonderhoud, middelen van bestaan♦voorbeelden:————————support2〈 werkwoord〉1 (onder)steunen ⇒ stutten, dragen2 steunen ⇒ helpen, bijstaan; verdedigen, bijvallen; subsidiëren4 (ver)dragen ⇒ doorstaan, verduren♦voorbeelden:support a policy • een beleid verdedigen3 support oneself/one's family • zichzelf/zijn familie onderhouden¶ supporting programme • bijfilm, voorfilm(pje)supporting part/role • bijrol -
13 back up
n. steun, bijsteunen,beschermen--------v. steunenback upII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (onder)steunen ⇒ staan achter, bijstaan -
14 buttress
n. steunbeer,leuning--------v. versterken,steunenbuttress1[ butris] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————buttress2〈 werkwoord〉 -
15 carry
n. positie van geschouderd geweer; vervoer van boten over land; dragen--------v. dragen; vervoeren; voeren; verder gaancarry1[ kærie] 〈meervoud: carries〉————————carry2〈 carried〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vervoeren ⇒ transporteren, (over)brengen; (mee)dragen, steunen; (met zich) (mee)voeren, bij zich hebben; afvoeren; 〈 natuurkunde〉 (ge)leiden; (binnen)halen 〈oogst e.d.〉; drijven; door/optrekken2 zwanger/in verwachting zijn van3 veroveren ⇒ in de wacht/uit het vuur slepen, voor zich winnen5 (als artikel) voeren ⇒ in het assortiment hebben, verkopen♦voorbeelden:my brother carries the whole department • de hele afdeling draait op mijn broersuch a crime carries a severe punishment • op zo'n misdaad staat een strenge strafdiseases carried by insects • ziekten door insecten overgebrachtcarry to excess • te ver doordrijvencarry a motion • een motie steunenthis field carries wheat • op deze akker staat tarwe〈 informeel〉 the firm will carry you until your illness is over • de zaak springt bij tot je weer beter bentthe loan carries an interest • de lening is rentedragendhe carried the news to everyone in the family • hij ging de hele familie af/rond met het nieuwtjethese pipes will carry the oil • de olie zal via deze pijpleidingen getransporteerd wordencarry new pipes under a street • nieuwe buizen onder een straat leggenpower carries responsibility • macht verplicht tot verantwoordelijkheidwrite 3 and carry 2 • 3 opschrijven, 2 onthoudencopper wires carry electric current • elektrische stroom loopt door koperen dradenJoan carries herself like a model • Joan gedraagt zich als een mannequinyou don't have to carry that umbrella about all the time • je hoeft niet voortdurend die paraplu mee te slepenthe building will be carried up to 10 floors • het gebouw wordt opgetrokken tot 10 verdiepingencarry into effect • ten uitvoer brengen3 the government carried the country • de regering had de steun van het land/volkcarry one's motion/bill • zijn motie/wetsontwerp erdoor krijgenthe soldiers carried the enemy's position • de soldaten namen de vijandelijke stelling stormenderhand inhe carried his audience with him • hij nam het publiek (sterk) voor zich in6 this field can carry up to 25 sheep • op dit land kunnen hoogstens 25 schapen grazen/weidenthe report carried several suggestions • het rapport bevatte diverse suggestieshe can't carry a tune • hij kan geen wijs houdenhe can't carry more than a few drinks • hij kan maar een paar borrels hebbencarry too far • overdrijven→ carry along carry along/, carry away carry away/, carry back carry back/, carry forward carry forward/, carry off carry off/, carry on carry on/, carry out carry out/, carry over carry over/, carry through carry through/ -
16 espouse
-
17 shore
n. strand; kust; oever--------v. kust, strand, oever, wal; schoor, stutshore1[ sjo:] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:on shore • aan (de) wal, op het land¶ these shore s • dit land/eiland————————shore2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
18 stay
n. verblijf; stut; stag; hulp--------v. blijven; verblijven; logeren; een achterstand oplopen; steunenstay1[ stee] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 balein♦voorbeelden:————————stay2♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 come to stay, be here to stay • blijven; 〈 figuurlijk〉 zich een blijvende plaats verwervenstay for/to dinner • blijven etenstay at a hotel • in een hotel logerenstay with friends • bij vrienden logeren♦voorbeelden:4 stay one's appetite/stomach • zijn honger/maag stillenIV 〈 koppelwerkwoord〉1 blijven♦voorbeelden:stay abreast (of) • op de hoogte blijven vanstay ahead • aan de leiding blijvenstay ahead of the others • de anderen voor blijvenstay away • wegblijvenstay away from someone/something • zich niet bemoeien met iemand/ietsstay behind • (achter)blijvenstay down • beneden/erin blijven (staan)stay in • binnen blijvenstay in (after school) • nablijvenstay indoors • binnen blijvenstay up • recht blijven (staan); boven blijven 〈 in het water〉; blijven staan/hangen; in de lucht blijvenstay up late • laat opblijvenstay up (at the University) • niet met vakantie gaanstay off the bottle • niet meer drinkenstay out of trouble • moeilijkheden vermijden -
19 Orangeman
n. lid van een societeit in 1795 opgericht in Ierland om het Protestantisme en de Britse soevereiniteit te steunen; protestante Ier -
20 advance
adj. vroeger; eerder--------n. vooruitgang; voorschot; opmars--------v. vooruitgaan; voorschieten; verhaasten; voorschot gevenadvance1[ ədva:ns] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:he spent the money in advance • hij gaf het geld uit voor hij het hadDa Vinci was in advance of his age • Da Vinci was zijn tijd vooruit————————advance21 vooraf ⇒ van tevoren, bij voorbaat♦voorbeelden:advance copy • voorpublicatie〈 leger〉 advance guard/party • voorhoede, voorpostadvance notice • vooraankondiging————————advance31 vooruitgaan ⇒ voortbewegen; vorderen, vooruitgang boeken♦voorbeelden:1 the troops advanced against/(up)on the enemy • de troepen naderden/rukten op naar de vijandhe advanced towards the door • hij begaf zich naar de deurII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vooruitbewegen ⇒ vooruitbrengen/schuiven/zetten♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Holländische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländisch-Flämische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländische Sprache — Niederländisch (Nederlands) Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur dialektal in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische… … Deutsch Wikipedia
Stöhnen — Stöhnen, verb. reg. neutr. welches das Hülfswort haben erfordert, anhaltend seufzend, mit Seufzen Athem holen, sowohl zum Zeichen großer Mattigkeit, als auch eines heftigen Schmerzens, welches von dem Ächzen wenig verschieden ist. Seufzen und… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
Лукоки, Джоди — Джоди Лукоки Общая информация … Википедия
stöhnen — stöhnen: Die seit dem 16. Jh. bezeugte nhd. Form geht zurück auf mitteld. (14. Jh.) stenen, mnd. stenen »mühsam atmen, ächzen«, dem die gleichbedeutenden starken Verben mniederl. stenen, aengl. stenan entsprechen; vgl. auch ablautend niederl.… … Das Herkunftswörterbuch
Klage — 1. Das kann keine Klage heissen, da kein Richter bei Gericht ist. – Graf, 441, 334; Klingen, 28a, 2. Die Klage konnte rechtswirksam nur am Gerichtsorte und vor dem Richter gestellt werden, nicht in dessen Wohnung oder sonst irgendwo. 2. Die Klage … Deutsches Sprichwörter-Lexikon