-
1 cochon
cochon1 [kosĵõ]〈m.〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 des (petits) yeux de cochon • varkensoogjes, zeer kleine ogencochon de mer • bruinvis〈 informeel〉 je n'ai pas gardé les cochons avec vous • 〈 als iemand dadelijk te familiair is〉wij zijn toch geen familie van elkaar?être gros, gras comme un cochon • een vetzak zijncochon qui s'en dédit! • hand erop!————————cochon2 [kosĵõ],cochonne [kosĵon]〈m., v.〉 〈 informeel〉♦voorbeelden:2 ce cochon-là, ce cochon de X • (X,) die smeerlap¶ (eh bien,) mon cochon! • (nou, nou,) jij durft!quel cochon de temps!, temps de cochon! • wat een beestenweer!————————cochon3 [kosĵõ],cochonne [kosĵon]♦voorbeelden:1. m1) varken, zwijn2) varkensvlees2. cochon/-onnem/fviezerik, smeerlap3. cochon/-onneadj1) vies, vuil2) schunnig, schuin -
2 cochon de lait
cochon de lait -
3 porcelet
См. также в других словарях:
Spanferkel — Spanferkel: In der nur dt. und niederl. Bezeichnung des jungen, noch saugenden Ferkels (mitteld. im 15. Jh. spenferkel, mhd. spenvarch, spünne verkelīn, ahd. spen , spunnifarah, niederl. speenvarken; s. auch ↑ Ferkel) lebt eine sonst im Dt.… … Das Herkunftswörterbuch
Seefahren — 1. Seefahre öss nich Zockerlöcke. (Pillau.) *2. Er versteht so viel vom Seefahren wie Rübezahl vom Austernfischen. Holl.: Hij weet zooveel van de zeevaart als een speenvarken van vedelen. (Harrebomée, II, 355a.) … Deutsches Sprichwörter-Lexikon