Перевод: с английского на нидерландский

с нидерландского на английский

С нидерландского на:
Английский
С английского на:
Нидерландский

scheur

Толкование Перевод

1 tear

scheur

English-Dutch technical dictionary > tear
2 chap

n. spleet, scheur; vent, kerel
--------
v. (doen) barsten, kloven

chap¹

[ tsjæp] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 vent ⇒ kerel, knul

2 〈 voornamelijk meervoud〉 kinnebak ⇒ kaak, wang

3 kloof(je) ⇒ barst(je) 〈 in lip of huid〉; scheur 〈 in grond〉

♦voorbeelden:

2 〈 informeel〉 lick one's chaps • zijn lippen likken 〈 letterlijk en figuurlijk〉

————————

chap²

〈werkwoord; chapped〉

1 splijten ⇒ (doen) barsten, kloven

English-Dutch dictionary > chap
3 cleft

adj. gespleten, gekloofd
--------
n. spleet, barst, scheur

cleft¹

[ kleft] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 spleet ⇒ barst, scheur; kloof 〈 ook figuurlijk〉

2 gleuf ⇒ kuiltje 〈 in kin〉

————————

cleft²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 gespleten ⇒ gekloofd 〈 van hoef〉

♦voorbeelden:

1 cleft palate • gespleten gehemelte

¶ be (caught) in a cleft stick • in de knel zitten, in het nauw zitten

English-Dutch dictionary > cleft
4 cranny

n. spleet, scheur

cranny

[ krænie] 〈meervoud: crannies〉

1 spleet ⇒ scheur

English-Dutch dictionary > cranny
5 crevice

n. spleet, scheur, kloof

crevice

[ krevvis]

1 (berg)spleet ⇒ scheur, kloof

English-Dutch dictionary > crevice
6 fracture

n. fractuur (med.), (bot)breuk; scheur, barst, breuk
--------
v. breken (vnl. med.)

fracture¹

[ fræktsjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 〈 medicijnen, geneeskunde〉 fractuur ⇒ (bot)breuk, beenbreuk

2 scheur ⇒ barst, breuk

♦voorbeelden:

1 compound fracture • gecompliceerde breuk

simple fracture • eenvoudige fractuur

————————

fracture²

〈 werkwoord〉〈 voornamelijk formeel of medicijnen, geneeskunde〉

1 breken ⇒ scheuren

English-Dutch dictionary > fracture
7 rent

n. huur; pacht; scheur
--------
v. huren, pachten

rent¹

[ rent] 〈zelfstandig naamwoord; in betekenis 0.1 en 0.2 meestal enkelvoud〉

1 huur ⇒ pacht

2 〈 economie〉 (meer)opbrengst van landbouwgrond

3 scheur(ing) ⇒ kloof, barst; tweespalt, schisma

♦voorbeelden:

1   free of rent • pachtvrij

     〈 Amerikaans-Engels〉 for rent • te huur

2   economic rent • (meer)opbrengst van landbouwgrond

————————

rent²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 verhuurd worden

♦voorbeelden:

1   this flat rents at/for \\td150 a month • de huurprijs van deze flat is \\td150 per maand

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 huren

2 〈vaak +out〉 verhuren

————————

rent³

〈 verleden tijd en voltooid deelwoord〉

→ rend rend/

English-Dutch dictionary > rent
8 rip

n. scheur
--------
v. scheuren

rip¹

[ rip] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 (lange) scheur ⇒ snee

2 〈 informeel〉 losbol ⇒ snoeper

3 getijdestroom

♦voorbeelden:

2   two birds at once! You old rip! • twee grietjes tegelijkertijd! Jij ouwe snoeper!

————————

rip²

〈 ripped〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 scheuren ⇒ splijten

2 vooruitsnellen ⇒ scheuren 〈 figuurlijk〉

♦voorbeelden:

2   〈 informeel〉 let it/her rip • plankgas geven

     rip along • op topsnelheid gaan/voorbijvliegen

¶ let something/things rip • iets/de dingen zijn/hun beloop laten

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 openrijten ⇒ los/af/wegscheuren

2 〈 slang〉 jatten ⇒ pikken

♦voorbeelden:

1   the bag had been ripped open • de zak was opengereten

     rip up • aan stukken rijten/scheuren

2   rip off • te veel doen betalen, afzetten; 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 stelen

English-Dutch dictionary > rip
9 split

adj. gesplitst; gespleten; gescheiden (mening, etc)
--------
n. spleet; scheuring; scheur; bananasplit (ijssoort); halve fles drank
--------
v. splijten; splitsen; verdelen; delen; scheuren; weggaan

split¹

[ split]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 spleet ⇒ scheur, kloof; 〈 figuurlijk〉 breuk, scheiding

2 deel ⇒ gedeelte, aandeel

3 ijscoupe ⇒ ijs met fruit

4 〈 politiek〉 gesplitste stem ⇒ stem uitgebracht op tegengestelde kandidaten

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 splitsing

III 〈meervoud; the〉

1 spagaat

♦voorbeelden:

1   do the splits • een spagaat maken

————————

split²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉〈→ Sporttermen: American footballSporttermen: American football/〉

1 gespleten ⇒ gebarsten

2 gesplitst ⇒ gescheurd

♦voorbeelden:

2   〈 sport〉 split decision • niet-eenstemmige beslissing

     〈 bouwkunst〉 split level • met halve verdiepingen

     〈 psychologie〉 split mind/personality • gespleten persoonlijkheid

     split pea • spliterwt

     split pin • splitpen

     split second • onderdeel van een seconde, flits

     split shift • gebroken dienst

     〈 Amerikaans-Engels, voornamelijk politiek〉 split ticket • gesplitste stem 〈 stem uitgebracht op kandidaten van verschillende partijen〉

¶ 〈 American football〉 split end • split end

     〈 sport〉 split striker • schaduwspits

————————

split³

〈 split, split〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉〈 informeel〉

1 〈+on〉 verraden

2 'm smeren

♦voorbeelden:

1   I know you have split on me • ik weet dat je me verraden hebt

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 splijten ⇒ splitsen; 〈 figuurlijk〉 afsplitsen, scheuren

2 delen ⇒ onder elkaar verdelen

♦voorbeelden:

1   John and I have split up • John en ik zijn uit elkaar gegaan

     split up into groups • (zich) in groepjes verdelen

2   let's split (the bill) • laten we (de kosten) delen

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 verdunnen 〈 sterkedrank〉

English-Dutch dictionary > split
10 tear

n. traan; scheur; vrolijk maken
--------
v. rennen, stormen; scheuren, stuk gaan; rukken, trekken; verscheuren

tear¹

[ tiə] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 traan

2 drup(pel)

♦voorbeelden:

1   break into tears • in tranen uitbarsten

     move someone to tears • iemand aan het huilen brengen

     shed tears over • tranen storten over 〈in het bijzonder iets/iemand dat/die het niet waard is〉

————————

tear²

[ teə] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 scheur

2 flard

————————

tear³

[ tiə] 〈 werkwoord〉

1 (doen) tranen 〈 van oog〉 ⇒ met tranen vullen

————————

tear⁴

[ teə] 〈tore [to:], torn [to:n]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 rennen ⇒ 〈 figuurlijk〉 stormen, vliegen

2 scheuren ⇒ stuk gaan

3 rukken ⇒ trekken

♦voorbeelden:

1   the boy tore across the street • de jongen vloog de straat over

2   silk tears easily • zijde scheurt makkelijk

3   tear at something • aan iets rukken/trekken

→ tear into tear into/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (ver)scheuren 〈 ook figuurlijk〉

2 (uit)rukken ⇒ (uit)trekken

♦voorbeelden:

1   the girl tore a hole in her coat • het meisje scheurde haar jas

     tear across • doormidden scheuren

     tear up • verscheuren; 〈 figuurlijk〉 tenietdoen

     〈 figuurlijk〉 be torn between love and hate • tussen liefde en haat in tweestrijd staan

     tear in half/two • in tweeën scheuren

2   〈 figuurlijk〉 tear one's hair • zich de haren uittrekken 〈 bijvoorbeeld van woede〉

¶ tear down a building • een gebouw afbreken

→ tear apart tear apart/, tear away tear away/, tear off tear off/

English-Dutch dictionary > tear
11 burst

n. uitbarsting; uitbraak; serie schoten
--------
v. barsten; breken; uitbreken; breken

burst¹

[ bə:st] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 los/uitbarsting ⇒ ontploffing; demarrage

2 barst ⇒ breuk, scheur

♦voorbeelden:

1   burst of anger • woede-uitbarsting

     burst of flame • steekvlam

     burst of laughter • lachsalvo

————————

burst²

〈 burst, burst〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 (door/los/uit)barsten/breken ⇒ uit elkaar spatten/springen/vliegen

2 op barsten/breken/springen staan ⇒ barstensvol zitten

♦voorbeelden:

1   the abscess burst • de zweer is doorgebroken

     the bottle burst • de fles spatte uiteen

     that boy'll eat till he bursts • dat joch eet zich te barsten

     the storm burst • de storm brak los

     burst away • wegrennen, zich losrukken

     burst forth/out • uitroepen, uitbarsten

     burst out crying • in huilen uitbarsten

     the sun burst out • plotseling brak de zon door

     burst into the bedroom • de slaapkamer komen binnenvallen

     burst into blossom • in bloei schieten

     burst into flames • in brand vliegen

     burst into sight/view • (plotseling) in zicht komen

     burst (out) into song • in gezang losbarsten

     burst into tears • in tranen uitbarsten

     burst out of • uitbreken 〈 uit gevangenis〉

     burst out of one's clothes • uit zijn kleren barsten

2   be bursting to come • staan te popelen om te komen

     burst with joy • dolgelukkig zijn

→ burst in burst in/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 door/open/verbreken ⇒ forceren, inslaan, intrappen

♦voorbeelden:

1   the river will burst its banks • de rivier zal buiten haar oevers treden

     burst a blood-vessel • een aderbreuk hebben/krijgen

     burst a door (open) • een deur intrappen/rammen

     burst a tyre • een lekke band hebben

     〈 figuurlijk〉 burst one's sides (with) laughing • schudden van het lachen

English-Dutch dictionary > burst
12 crack

adj. prima, uitstekend
--------
n. barst; ontploffingsgeluid; gekraak; slag, klap; scherpzinnige opmerking
--------
v. barsten; een ontploffingsgeluid maken; met een zweep slaan; een kleine opening maken

crack¹

[ kræk] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 barst(je) ⇒ breuk, scheur(tje)

2 kier ⇒ spleet, reet

3 knal(geluid) ⇒ knak, kraak

4 klap ⇒ pets

5 〈 informeel〉 gooi ⇒ poging

6 grap(je) ⇒ geintje

7 〈voornamelijk Brits-Engels; informeel〉 kraan ⇒ kei, uitber

8 〈 informeel〉 crack 〈 zuivere vorm van cocaïne〉

♦voorbeelden:

1   〈 figuurlijk〉 paper/paste/cover over the cracks • de foutjes wegmoffelen/onder het tapijt vegen

2   the door was open a crack • de deur stond op een kier/stond aan

3   the crack of the guns • het gebulder van de kanonnen

     crack! • krak!

5   have a crack at • een gooi doen naar, proberen

¶ 〈 informeel〉 at the crack of dawn • bij het krieken van de dag

→ fair fair/

————————

crack²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉〈 informeel〉

1 prima ⇒ keur-, uitgelezen

♦voorbeelden:

1   a crack shot/marksman • een eersteklas schutter

————————

crack³

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 in(een)storten ⇒ het begeven, knakken

2 knallen ⇒ kraken

3 barsten ⇒ splijten, scheuren

4 breken ⇒ schor worden, overslaan 〈 van de stem〉

→ crack down on crack down on/, crack up crack up/

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 (open/stuk)breken ⇒ knappen, knakken, kraken

2 〈 scheikunde〉 kraken

♦voorbeelden:

1   crack a safe • een kluis openbreken

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 laten knallen ⇒ laten kraken

2 doen barsten ⇒ splijten, scheuren

3 doen breken ⇒ schor maken 〈 de stem〉

4 meppen ⇒ slaan

5 de oplossing vinden van ⇒ een uitleg vinden voor 〈 een probleem〉

6 〈 informeel〉 vertellen

♦voorbeelden:

1   crack a whip • klappen met een zweep

     I cracked my head against the door • ik knalde met mijn hoofd tegen de deur

5   crack a code • een code ontcijferen

6   crack a joke • een mop/bak vertellen

→ crack up crack up/

English-Dutch dictionary > crack
13 fissure

n. krak, scheur; opbreuk
--------
v. kraken, breken; opbreken

fissure

[ fisjə]

1 spleet ⇒ kloof

English-Dutch dictionary > fissure
14 flaw

n. defekt; gebrek; barst; storm, wind vlaag
--------
v. doen barsten; doen breken; scheuren

flaw¹

[ flo:] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 barst(je) ⇒ breuk(je), scheur(tje)

2 gebrek ⇒ fout, smet 〈 in juweel, steen, karakter enz.〉

————————

flaw²

〈 werkwoord〉

1 (doen) barsten ⇒ (doen) breken, scheuren

2 ontsieren ⇒ bederven

English-Dutch dictionary > flaw
15 gape

n. gaap
--------
v. gapen, geeuwen

gape¹

[ geep] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 geeuw ⇒ gaap

2 opening ⇒ scheur, bres

3 〈meervoud; werkwoord meervoud of enkelvoud〉 gaapziekte ⇒ snapziekte, kanariepokken

————————

gape²

〈 werkwoord〉

1 gapen ⇒ geeuwen

2 geopend/gebarsten zijn ⇒ gapen

3 staren

♦voorbeelden:

2 gaping wound • gapende wond

3 gape at • aangapen/staren

¶ make someone gape • iemand versteld doen staan

English-Dutch dictionary > gape
16 laceration

n. het openrijten/verscheuren/wonden

laceration

[ læsəreesjn]

1 scheur ⇒ 〈 in het bijzonder〉 rijtwond

2 (ver)scheuring

3 kwelling

English-Dutch dictionary > laceration
17 rift

n. kloof, spleet, scheur; tweedracht, onenigheid
--------
v. kloven, splijten, scheuren

rift

[ rift] 〈 voornamelijk formeel〉

1 spleet ⇒ kloof

2 onenigheid ⇒ tweedracht

English-Dutch dictionary > rift
18 rupture

n. breuk; scheuring
--------
v. verbreken, scheuren (v. spier e.d.); een breuk krijgen (med.)

rupture¹

[ ruptsjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 breuk ⇒ scheiding, onenigheid

2 〈 medicijnen, geneeskunde〉 scheur 〈 in weefsel〉

3 〈 medicijnen, geneeskunde〉 breuk ⇒ hernia, ingewandsbreuk

————————

rupture²

〈 werkwoord〉

1 verbreken ⇒ verbroken worden

2 〈 medicijnen, geneeskunde〉 scheuren 〈van spier e.d.〉

3 〈 medicijnen, geneeskunde〉 een breuk krijgen

♦voorbeelden:

3 rupture oneself lifting something • zich een breuk tillen

English-Dutch dictionary > rupture
19 snag

n. knoest, bult, stomp; boomstam in een rivier; moeilijkheid, kink in de kabel
--------
v. in moeilijkheid raken, kink in de kabel

snag¹

[ snæg] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 uitsteeksel ⇒ punt, stomp

2 probleem ⇒ tegenvaller

3 (winkel)haak ⇒ scheur, haal

4 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 boom(stronk)

♦voorbeelden:

2   hit a snag • op een moeilijkheid stuiten/botsen

     the snag is that • 't probleem is dat

     there's a snag in it somewhere • er schuilt ergens een addertje onder 't gras

————————

snag²

〈werkwoord; snagged〉

1 blijven haken met

2 scheuren 〈 kleding〉

3 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 te pakken krijgen

♦voorbeelden:

1   be snagged • vastzitten

     get snagged • vast raken

English-Dutch dictionary > snag
20 tatter

n. scheur
--------
v. aan flarden scheuren

tatter

[ tætə]

1 flard ⇒ lomp, vod

♦voorbeelden:

1 in tatters • aan flarden, kapot 〈 ook figuurlijk〉

English-Dutch dictionary > tatter

Страницы

См. также в других словарях:

Scheur — Caractéristiques Longueur 15 km Bassin ? Bassin collecteur Meuse/R … Wikipédia en Français
Het Scheur — Geobox River name = Het Scheur other name = (The Rip) image caption = Near Maassluis country = The Netherlands state = South Holland length = 10 source name = Nieuwe Maas Oude Maas source location = Vlaardingen mouth name = Nieuwe Waterweg mouth… … Wikipedia
Nieuwe Maas — New Meuse River … Wikipedia
Oude Maas — Old Meuse River … Wikipedia
Rhein-Maas-Delta — Mündungsgebiet von Rhein und Maas. Im Vordergrund u. a. die Rotterdamer Hafenanlagen und der Haringvliet … Deutsch Wikipedia
Nieuwe Waterweg — Coordinates: 51°56′31″N 4°11′29″E / 51.94194°N 4.19139°E / 51.94194; 4.19139 … Wikipedia
Rozenburg — is also a village in the Dutch municipality of Haarlemmermeer. Infobox Settlement official name = Rozenburg flag size = 120x100px image shield = Rozenburg coa.jpg shield size = 120x100px mapsize = 280px subdivision type = Country subdivision name … Wikipedia
Nieuwe Maas — Verlauf der Nieuwe Maas Die Nieuwe Maas ist ein rund 24 Kilometer langer Teil des Hauptstroms im Rheindelta. Namensgebend ist der frühere Lauf der Maas. Der Flussarm entsteht bei Slikkerveer durch die Vereinigung der beiden wichtigsten Rheinarme… … Deutsch Wikipedia
Kascheur — Ka|scheur 〈[ ʃø:r] m. 1〉 Handwerker, der Bühnenbildteile kaschiert * * * Ka|scheur [ka ʃø:ɐ̯], der; s, e [zu ↑ kaschieren] (Theater): jmd., der plastische Teile der Bühnendekoration (mithilfe von Holz, Leinwand, Pappe … Universal-Lexikon
Rhine — Infobox River | river name = River Rhine caption = The Rhine is one of the most important rivers in Europe origin = Grisons, Switzerland mouth = North Sea coord|51|58|52|N|4|5|35|E|name=North Sea Rhine|display=inline,title basin countries =… … Wikipedia
Rotterdam — Infobox Settlement official name = Rotterdam nickname = Rotjeknar , Rotjeknor , Waterstad , Maasstad , Manhattan aan de Maas , Roffa motto = Sterker door strijd (Stronger through Struggle) imagesize = 275px image caption = flag size = 125px image … Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

scheur

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

scheur

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: