-
81 langs de kust varen
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > langs de kust varen
-
82 langs
langs1〈 bijwoord〉1 [in de lengte naast] along2 [aan] round ⇒ in, by3 [voorbij] past4 [in de lengte/richting van] along♦voorbeelden:1 in een boot de kust langs varen • sail along the coast, skirt the coast2 ik kom nog wel eens langs • I'll drop in/round/by sometime¶ iemand ervan langs geven, ervan langs krijgen • let someone have it, (really) get/catch itiemand er ongenadig van langs geven • give someone hell————————langs2〈 voorzetsel〉1 [in de lengte van] along2 [via] via ⇒ by (way/means of)3 [voorbij] past4 [aan bij] in at♦voorbeelden:langs de rivier wandelen • go for a walk along the riverhier/daar langs • this/that waylangs elkaar heen praten/leven • talk at cross-purposes, live without (any) real contact4 wil jij even langs de bakker rijden? • could you just drop in at the bakery? -
83 met volle zeilen
met volle zeilenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met volle zeilen
-
84 molenwiek
1 sail arm, wing -
85 noordwaarts
I 〈 bijwoord〉1 [naar het noorden] northwards♦voorbeelden:II 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 [naar het noorden gericht] northward -
86 om de noord/zuid varen
om de noord/zuid varensail northwards/southwardsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > om de noord/zuid varen
-
87 om de oost varen
om de oost varensail east/eastwardVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > om de oost varen
-
88 om de west varen
om de west varenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > om de west varen
-
89 om
om13 [van mening veranderd] 〈zie voorbeelden 3〉4 [van richting veranderd] turned♦voorbeelden:voor het jaar om is • before the year is outuw tijd is om • your time is upII 〈 bijwoord〉2 [met betrekking tot doel] about♦voorbeelden:toen zij de hoek om kwamen • when they came (a)round the corner〈 figuurlijk〉 dat gaat buiten hem om • 〈 weet hij niets van〉 he's been kept out of this; 〈 heeft hij niets mee te maken〉 he's not involved in that; 〈 raakt hem niet〉 it doesn't concern himiets doen buiten iemand om • go around/bypass someoneom en om • every other onewaar gaat het om? • what's it about?; 〈 onenigheid ook〉 what's the matter?————————om2〈 voorzetsel〉1 [rondom] (a)round, about2 [vlak bij] (a)round3 [omstreeks] around, about4 [juist op het tijdstip van] at5 [telkens na] every6 [(in ruil) voor] for♦voorbeelden:om de tafel zitten • sit (a)round the tablezij had haar kinderen om zich (heen) • she had her children around herom en (na)bij drie jaar • approximately/roughly three yearsom de andere dag • every other day, on alternate daysom de twee uur • every two hoursniet om te eten • not fit to eat, inedibleom kort te gaan • to cut a long story short -
90 onder konvooi varen
onder konvooi varenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > onder konvooi varen
-
91 onder valse vlag varen
onder valse vlag varenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > onder valse vlag varen
-
92 onder vrijgeleide varen
onder vrijgeleide varensail under escort/in (a) convoyVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > onder vrijgeleide varen
-
93 onder zeil gaan
onder zeil gaanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > onder zeil gaan
-
94 oost
oost11 [het oosten] east♦voorbeelden:1 om de oost varen • sail east/eastward————————oost21 [uit het oosten] east♦voorbeelden:1 de wind is oost • the wind is easterly/(coming) from the east〈 spreekwoord〉 oost west, thuis best • east, west, home's bestII 〈 bijwoord〉1 [in oostelijke richting] east(erly) -
95 op de grens van het toelaatbare
op de grens van het toelaatbareVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > op de grens van het toelaatbare
-
96 op iets aanvaren
op iets aanvarensteer/sail towards somethingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > op iets aanvaren
-
97 op kompas varen
op kompas varensail/steer by compassVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > op kompas varen
-
98 overvaren
overvarenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [met een vaartuig overzetten] ferry ⇒ take/put across♦voorbeelden:1 iemand de rivier overvaren • take/put someone across the river, ferry someone over the river————————overvaren1 run down -
99 overzeilen
overzeilen♦voorbeelden: -
100 razeil
См. также в других словарях:
Sail — Sail, n. [OE. seil, AS. segel, segl; akin to D. zeil, OHG. segal, G. & Sw. segel, Icel. segl, Dan. seil. [root] 153.] 1. An extent of canvas or other fabric by means of which the wind is made serviceable as a power for propelling vessels through… … The Collaborative International Dictionary of English
sail — [sāl] n. [ME seil, sail < OE segl, akin to Ger segel, prob. ult. < IE base * sek , to cut > L secare, to cut, segmentum, segment] 1. any of the shaped sheets of canvas or other strong material spread to catch or deflect the wind, by… … English World dictionary
sail — ► NOUN 1) a piece of material extended on a mast to catch the wind and propel a boat or ship. 2) a wind catching apparatus attached to the arm of a windmill. 3) a voyage or excursion in a sailing boat or ship. ► VERB 1) travel in a sailing boat… … English terms dictionary
Sail 8 — was an attempt at sailing protesters from Cherbourg in Northern France to Edinburgh in Scotland, as part of the 2005 Make Poverty History campaign. Taking place on 3 July 2005, the day after Live 8, the event was intended to be another aspect of… … Wikipedia
Sail — Sail, v. i. [imp. & p. p. {Sailed}; p. pr. & vb. n. {Sailing}.] [AS. segelian, seglian. See {Sail}, n.] 1. To be impelled or driven forward by the action of wind upon sails, as a ship on water; to be impelled on a body of water by the action of… … The Collaborative International Dictionary of English
Sail — Sail, v. t. 1. To pass or move upon, as in a ship, by means of sails; hence, to move or journey upon (the water) by means of steam or other force. [1913 Webster] A thousand ships were manned to sail the sea. Dryden. [1913 Webster] 2. To fly… … The Collaborative International Dictionary of English
sail — [v] travel through water, air; glide boat, captain, cast anchor, cast off, cross, cruise, dart, drift, embark, flit, float, fly, get under way*, leave, make headway, motor, move, navigate, pilot, put to sea*, reach, run, scud, set sail, shoot,… … New thesaurus
sail — |a í| s. m. Óleo de peixe. ‣ Etimologia: alteração de saim … Dicionário da Língua Portuguesa
sail — vb float, skim, scud, shoot, dart, *fly … New Dictionary of Synonyms
sail — sail, to put to sea; to begin a voyage To get ship under way in complete readiness for voyage, with purpose of proceeding without further delay … Black's law dictionary
sail|er — «SAY luhr», noun. 1. a ship with reference to its sailing power: »the best sailer in the fleet, a fast sailer. 2. a sailing vessel … Useful english dictionary