-
1 nouveau riche
♦voorbeelden:1 de nouveaux riches • the new(ly)-rich, the nouveaux riches -
2 gefortuneerd
riche -
3 vermogend
riche -
4 rijk
rijk1〈 het〉3 [landelijke overheid] Etat4 [figuurlijk][kring, ruimte waarover iemand macht uitoefent] royaume♦voorbeelden:een voormalig koloniaal rijk • un ancien empire colonialhet rijk der hemelen • le royaume des cieuxhet Heilige Roomse Rijk • le Saint Empire Romain germaniquehet Derde Rijk • le troisième Reich5 iets naar het rijk der fabelen verwijzen • considérer qc. comme pur produit de l'imaginationhet rijk der kleuren • le monde des couleursdat behoort tot het rijk der mogelijkheden • c'est du domaine du possibleiemand het rijk alleen laten • laisser le champ libre à qn.zijn rijk zal niet lang duren • son règne ne durera pas longtemps————————rijk2♦voorbeelden:een zeer rijk leven • une vie opulenteeen rijke taal • une langue richestinkend rijk zijn • être pourri de frichet gaat er rijk toe • tout y est cherde natuur heeft hem rijk bedeeld • la nature l'a pourvu de tous les donshij is slapende rijk geworden • la fortune lui est venue en dormantde mogelijkheden die de taal rijk is • les ressources d'une languedat huis is rijk gemeubileerd • cette maison est richement meubléerijk worden • faire fortunerijk aan ervaring zijn • être riche d'expériencesdit land is rijk aan grote schrijvers • ce pays abonde en grands écrivainseen rijke • un(e) riche→ link=kwijt kwijtiets rijk zijn • 〈 bezitten〉 posséder qc. -
5 als
1 [overeenkomst] comme⇒ aussi … que2 [verschil] ↑(plus, moins) … que3 [uitzondering] que4 [wijze waarop iemand, iets wordt voorgesteld; hoedanigheid] comme6 [voorwaarde]si7 [verklaring] en tant que⇒ en (ma, ta, sa …) qualité de♦voorbeelden:de brief luidt als volgt • voici le contenu de la lettrehij is even groot als jij • il est aussi grand que toinet als • tout commezo rijk als hij was, voelde hij zich niet gelukkig • tout riche qu'il était, il n'était pas heureuxzowel in de stad als op het land • à la ville comme à la campagneals geen ander • comme aucun autreik heb hem nog als jongen meegemaakt • je l'ai connu enfantals vriend • en amihij stond als versteend • il restait pétrifiérijk als hij was • riche comme il étaitals zodanig • comme tel(le)als je dat doet, timmer ik je in elkaar • si tu fais ça, je te casse la figure -
6 waterrijk
-
7 bemiddeld
bnaisé, riche -
8 rijk
-
9 Croesus
-
10 God
1 [de Schepper] Dieu♦voorbeelden:Gods wegen zijn ondoorgrondelijk • les voies du Seigneur sont impénétrableszo waarlijk helpe mij God almachtig • (je le jure) devant Dieu et devant les hommeshet is Gods onmogelijk! • c'est pas Dieu possible!hij mag God wel (op zijn blote knieën) danken • il peut bénir les dieuxhet is God geklaagd • c'est révoltantalles doen wat God verboden heeft • n'en faire qu'à sa têteGod zegene de greep • à-Dieu-va(t)mijn God! • mon Dieu!ik zou het bij God niet weten • je n'en ai pas la moindre idéebij God, hij is niet rijk • Dieu sait qu'il n'est pas richevan God en iedereen verlaten • abandonné de Dieu et des hommeser is één (enige) God • Dieu est unleven als God in Frankrijk • vivre comme un coq en pâteGod hebbe zijn ziel! • que Dieu ait son âme!God beware me! • (que) Dieu m'en garde!God zij dank! • Dieu soit loué!God vergeve me! • que Dieu me pardonne!moge God verhoeden dat • à Dieu ne plaise queben je nou helemaal van God los? • tu es dingue ou quoi? 〈+ aanvoegende wijs〉→ link=mens mens -
11 al
al1〈 bijwoord〉1 [tijd] déjà2 [versterking] par4 [voortdurendheid]en 〈+ tegenwoordig deelwoord〉♦voorbeelden:3 zo hij al rijk wordt, gelukkig wordt hij niet • même s'il devient riche, il ne sera pas heureux pour autantal ben ik arm, ik ben gelukkig • bien que je sois pauvre, je suis heureuxal naar gelang • selon, suivantzij kwamen al nader en nader • ils s'approchaient de plus en plusdat heb ik goed gedaan, al zeg ik het zelf • je l'ai bien fait, sans vouloir me vanter¶ wie er al niet rookt! • tout le monde fume maintenant!je kunt er al of niet gebruik van maken • tu peux t'en servir ou nonvertel me waar je zo al geweest bent • raconte-moi où tu as étévertel me wat je zo al gedaan hebt • raconte-moi tout ce que tu as fait————————al21 tout (toute, tous, toutes)♦voorbeelden:te allen tijde • à tout momental het vlees • toute la viandezij gelooft al wat hij zei • elle croit tout ce qu'il a dital wie • quiconqueal met al • tout bien considérémet schil en al opeten • tout avaler, même la peau -
12 bij God, hij is niet rijk
bij God, hij is niet rijk -
13 bij
bij1〈de〉♦voorbeelden:————————bij21 [bij kennis] conscient2 [gelijk] à jour3 [van alles op de hoogte] à la page♦voorbeelden:het koren staat er best bij • le blé promet une riche moissonom en(de) bij • environten naasten bij • à peu de chose près————————bij3〈 voorzetsel〉1 [in de nabijheid van; m.b.t. een raken aan, bereiken] près de3 [m.b.t. een meevoeren] avec4 [voor, in tegenwoordigheid van] à⇒ auprès de5 [gedurende, onder] par⇒ à6 [gelijktijdig met] à⇒ lors de7 [in geval van] en cas de8 [wegens; m.b.t. een omstandigheid, in eden en verzekeringen] par♦voorbeelden:1 iets bij de hand hebben • avoir qc. sous la mainbij een kruispunt komen • arriver à un carrefourbij het raam • à la fenêtrebij het stadhuis • près de l'hôtel de villebij de wind zeilen • naviguer près du vent〈 figuurlijk〉 iets er(gens) bij halen • mêler qc. à qc.ik woon hier vlak bij • j'habite tout près d'icihet is bij zessen • il est près de six heuresdat is bij de boeren zo de gewoonte • c'est la coutume chez les paysansbij familie logeren • loger chez des parentsiets bij zich hebben • avoir qc. sur soizij had haar dochter bij zich • elle était avec sa filleinlichtingen bij een loket inwinnen • se renseigner à un guichetbij zichzelf zeggen • se dire (tout bas)bij tijden • de temps en tempsbij het vallen van de nacht • à la tombée de la nuit6 bij deze bekentenis bloosde hij • à cet aveu, il rougitbij een glas wijn iets bespreken • discuter de qc. autour d'un verre de vin10 wat is hij nu bij een dichter als Achterberg? • que vaut-il à côté d'un poète comme Achterberg?de kamer is 6 bij 5 • la pièce mesure 6 mètres sur 511 iets bij het gewicht verkopen • vendre qc. au poidsbij paren • deux par deuxde mensen kwamen bij duizenden toelopen • les gens vinrent par milliers¶ wat drink je bij het eten? • que bois-tu en mangeant?heb je iets bij de koffie? • as-tu qc. à servir avec le café?bij een mening blijven • persister dans une opinionsoort bij soort leggen • trierik was niet bij de vergadering • je n'ai pas assisté à la réunionbij elkaar zijn het er 20 • il y en a 20 en touthet er niet bij laten • ne pas en rester làik ben er toch zeker zelf bij • je suis majeur et vaccinéer mag nog wel wat bij • un peu plus ne fera pas de torter moet geld bij • il va falloir ajouter de l'argent -
14 bovendien
1 de plus♦voorbeelden:1 hij is ontslagen en krijgt nog boete bovendien • non seulement il a été licencié, mais en plus, il doit payer une amendeeen verstandig, mooi en bovendien nog rijk meisje • une fille intelligente, belle, et en plus de ça, richebovendien, hij is niet meerderjarig • et de plus, il n'est pas majeur -
15 daarenboven
1 en outre♦voorbeelden: -
16 de naam hebben (van) rijk te zijn
de naam hebben (van) rijk te zijnDeens-Russisch woordenboek > de naam hebben (van) rijk te zijn
-
17 door
door1〈 bijwoord〉1 [beweging] tout2 [dwars door] à travers3 [geheel en al, zeer] tout à fait♦voorbeelden:de tunnel gaat onder het water door • le tunnel passe sous l'eautussen de bomen door • à travers les arbrestussen de buien door • entre les averseseen land door en door kennen • connaître un pays à fonddoor en door fatsoenlijk zijn • être foncièrement honnête————————door2〈 voorzetsel〉1 [algemeen] par2 [m.b.t. een ruimte] à travers3 [m.b.t. een vermenging] dans4 [vanwege] à cause de♦voorbeelden:door ijverig te werken, kun je dat doel bereiken • en travaillant avec zèle, tu peux atteindre ce butdoor de kamer lopen • aller et venir dans la piècede kogel drong door de muur • la balle a traversé le murdoor de tuin lopen • se promener dans le jardinde trein ging door de tunnel • le train traversa le tunnelz'n hoofd door het venster steken • passer la tête par la fenêtredoor ziekte verhinderd zijn • être empêché pour cause de maladie -
18 een rijke taal
een rijke taal -
19 een rijke
-
20 een spraakmakend artikel
een spraakmakend artikel
См. также в других словарях:
riche — [ riʃ ] adj. et n. • rice 1050; frq. °riki « puissant » 1 ♦ Qui a de la fortune, possède des biens, et spécialt de l argent en abondance. ⇒ argenté, cossu, fortuné, huppé, nanti, opulent, pourvu; fam. friqué, rupin; arg. galetteux. Être riche (cf … Encyclopédie Universelle
riche — RICHE. adj. de tout genre. Opulent, qui a beaucoup de bien, qui possede de grands biens. Fort riche. extremement riche. un homme riche en argent, en meubles, en fonds de terre, en rentes constituées. il est riche de son estoc, de son patrimoine.… … Dictionnaire de l'Académie française
riche — Riche, com. gen. penac. Est celuy et celle qui sont opulents en biens, Diues; opulentus, opulenta, qui quaeve siue pecunia, siue praediis abundat, l Espagnol dit aussi Rico, et l Italien Ricco, mais l Allemand dit Reich, duquel mot le François… … Thresor de la langue françoyse
Riche — Riche … Deutsch Wikipedia
Riche — Un riche est une personne qui jouit de la richesse. Utilisé sans précision, ce terme désigne la richesse financière. La notion de personne riche, pleine d implications en termes philosophiques, politiques, économiques et fiscaux notamment, a… … Wikipédia en Français
Riché — ist der Familienname folgender Personen: Jean Baptiste Riché (* 1776, 1777 oder 1780; † 1847), haitianischer Politiker und Präsident von Haiti Pierre Riché (* 1921), französischer Historiker Diese Seite ist eine Begriffsklärung … Deutsch Wikipedia
Riche — is a village and commune in the Moselle département of north eastern France.ee also*Communes of the Moselle department … Wikipedia
Riche — Riche, Insel im Austral Ocean, an der Ostküste von Neu Guinea … Pierer's Universal-Lexikon
Riché — Riché, Jean Baptiste, geb. um 1775, General im Dienste von Hayti, wurde nach Pierrots Sturz, im Febr. 1846 zum Präsidenten erhoben u. stellte Ruhe u. Frieden auf der Insel her; er st. 27. Febr. 1847; s. Hayti (Gesch.). Ihm folgte der General… … Pierer's Universal-Lexikon
Riché — Variante de Richer (voir ce nom) rencontrée notamment dans le Nord Pas de Calais … Noms de famille
riche — (ri ch ) adj. 1° Qui possède de grands biens. • N entrez point en société avec un plus riche que vous, SACI Bible, Ecclésiastique, XIII, 2. • Il [Jacob] devint de cette sorte extrêmement riche ; et il eut de grands troupeaux, des serviteurs … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré