-
1 regelmaat
♦voorbeelden: -
2 regelmaat
-
3 regelmaat
правильность; размеренность, равномерность* * *сущ.общ. правильность, размеренность, распорядок, регулярность -
4 regelmaat
deRegelmäßigkeit f -
5 regelmaat
n. regularity, commonness, state of occurring at fixed intervals -
6 regelmaat
• regularity -
7 regelmaat
regularidat -
8 met de regelmaat van de klok
met de regelmaat van de klok -
9 met de regelmaat van de klok
met de regelmaat van de klokVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met de regelmaat van de klok
-
10 правильность
ngener. correctheid, gezetheid, gegrondheid, geregeldheid, juistheid, regelmaat -
11 размеренность
ngener. regelmaat -
12 распорядок
ngener. leefregel, orde, regelmaat -
13 регулярность
ngener. geregeldheid, gezetheid, regelmaat -
14 feilloos
1 〈 geheugen, remedie〉 infallible; 〈 oordeel〉 unerring; 〈 regelmaat〉 unfailing; 〈 zonder fouten〉 faultless, flawless♦voorbeelden: -
15 gezetheid
Перевод: с нидерландского на все языки
со всех языков на нидерландский- Со всех языков на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Пенджабский
- Русский
- Французский