-
1 virtue is its own reward
rechtschapenheid is zijn verdienste -
2 probity
-
3 rectitude
n. oprechtheid, rechtschapenheid; eerlijkheid[ rektitjoe:d] -
4 virtue
n. deugd, goedheid; rechtschapenheid, moraal, goede daad[ və:tsjoe:]1 deugd ⇒ deugdzaamheid, rechtschapenheid♦voorbeelden:¶ by/in virtue of • krachtens, op grond van -
5 innocence
-
6 integrity
-
7 honestness
n. eerlijkheid, rechtschapenheid -
8 impartialness
n. onpartijdigheid, het onbevooroordeeld zijn, rechtschapenheid -
9 righteously
adv. met rechtschapenheid/rechtvaardigheid -
10 righteousness
n. rechtschapenheid, rechtvaardigheid -
11 showing integrity
het vertonen van rechtschapenheid -
12 uprightness
n. rechtschapenheid, oprechtheid -
13 veritas
n. (Latijns) "Waarheid", godin van de waarheid en dochter van Saturnus (Romeinse mythologie); naam gegeven aan de rechtschapenheid van oprechtheid die als een van de belangrijkste kwaliteiten werd beschouwd die elke goede Romein zou moeten bezitten
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский