-
1 contester
contester [kõtestee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 betwisten ⇒ bestrijden, ontkennen, aanvechten♦voorbeelden:v1) bestrijden, ontkennen3) protesteren -
2 crier
crier [krie.ee]1 schreeuwen ⇒ gillen, roepen3 piepen ⇒ knarsen, kraken, krassen6 luidkeels verkondigen ⇒ zich luidkeels beklagen (over), luidkeels protesteren (tegen)♦voorbeelden:crier comme un sourd • hard schreeuwencrier comme un putois, un veau • schreeuwen als een oordeel, als een gekII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 schreeuwen ⇒ roepen, roepen om4 uitventen ⇒ venten met, omroepen♦voorbeelden:crier vengeance • om wraak schreeuwen, roepenv1) schreeuwen, roepen (om)3) piepen, knarsen4) vloeken [kleuren]5) kraaien, huilen8) uitventen -
3 protester
protester [prottestee]〈 werkwoord〉1 protesteren ⇒ zich verzetten, protest aantekenen1. v 2. protester (de)v -
4 réclamer
réclamer [reeklaamee]1 bezwaar maken ⇒ protesteren, protest aantekenenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 verlangen ⇒ nodig hebben, vereisen3 dringend vragen ⇒ dringend verzoeken, verlangen♦voorbeelden:v1) protesteren2) (op)eisen, (terug)vorderen3) verlangen, nodig hebben -
5 bouger
bouger [boezĵee]3 in beweging zijn, komen ⇒ in opstand komen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v1) bewegen, zich verroeren2) veranderen3) in opstand komen, protesteren4) verplaatsen -
6 discuter
discuter [dieskuutee]2 praten (over) ⇒ bespreken, bepraten♦voorbeelden:→ goûtII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bespreken ⇒ praten over, behandelen♦voorbeelden:♦voorbeelden:v1) discussiëren, praten2) bespreken, praten (over)3) betwisten4) tegenspreken -
7 faiblement
faiblement [febləmã]〈 bijwoord〉1 zwak ⇒ licht, zachtjes♦voorbeelden:1 boisson faiblement alcoolisée • zwak, licht alcoholische drankprotester faiblement • zwakjes protesterenadv1) zwak, zachtjes -
8 murmurer
murmurer [muurmuuree]2 mompelen3 mopperen ⇒ morren, protesterenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:murmurer entre ses dents • onverstaanbaar mompelenv1) ruisen2) mompelen3) mopperen, morren4) fluisteren -
9 tousser
-
10 broncher
-
11 gendarmer
gendarmer (se) [zĵãdaarmee]〈 werkwoord〉1 zich kwaad maken ⇒ heftig protesteren, opstuiven♦voorbeelden:1 se gendarmer contre qn., qc. • fel tekeergaan tegen iemand, ietsil a dû se gendarmer pour se faire obéir • hij moest flink opspelen voordat er naar hem geluisterd werd -
12 insurger
insurger (s') (contre) [ẽsuurzĵee]〈 werkwoord〉1 in opstand komen (tegen) ⇒ zich verzetten, opstaan (tegen) -
13 protester faiblement
protester faiblement -
14 récrier
récrier (se) [reekrie.ee]〈 werkwoord〉 -
15 récriminer
-
16 rouscailler
См. также в других словарях:
protestieren — Vsw std. (15. Jh.) mit Adaptionssuffix. Entlehnt aus frz. protester, dieses aus l. prōtēstārī öffentlich bezeugen, öffentlich dartun , zu l. tēstārī bezeugen und l. prō , zu l. tēstis Zeuge . Die Bedeutung von protestantisch evangelisch geht… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Brot — 1. Abgeschnitten Brot hat keinen Herrn. Frz.: Pain coupé n a point de maître. 2. Alles Brot ist dem gesund, der hungert. 3. Alt Braut un drüge Holt helpen hushalten. (Westf.) 4. Alt Brot, alt Mehl, alt Holz und alter Wein sind Kleister. –… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon