-
1 houding
♦voorbeelden:zich een houding geven • se donner une contenancezich geen houding weten te geven • ne pas savoir quelle contenance prendremet zijn houding verlegen zijn • être gauche -
2 een frisse neus halen
-
3 zetten
1 [doen zitten] asseoir2 [plaatsen] mettre3 [aannemen] prendre4 [bereiden] préparer5 [in de vereiste stand brengen] remettre (en place)6 [drukwezen] composer7 [verwedden] miser♦voorbeelden:een huis (laten) zetten • (faire) construire une maisonstoelen zetten • placer des chaisesiemand gevangen zetten • écrouer qn.geld vast zetten • bloquer une somme d'argentde muziek zachter zetten • baisser le son de la musiqueiemand eruit zetten • expulser qn.knopen aan een jas zetten • coudre des boutons à un pardessusiets in elkaar zetten • monter qc.geld op zijn rekening zetten • verser de l'argent sur son compteiets op zijn plaats zetten • ranger qc.〈 figuurlijk〉 zich over iets heen zetten • digérer qc.het zetten van een tekst • la composition d'un texte¶ iemand niet kunnen zetten • ne pas pouvoir sentir qn.zich aan iets zetten • se mettre à qc.iemand aan het werk zetten • mettre qn. au travailalles op alles zetten • faire l'impossible (pour que <+ aanvoegende wijs>)het op een lopen zetten • prendre ses jambes à son couhet op een huilen zetten • se mettre à pleurer -
4 gezicht
♦voorbeelden:zijn gezicht komt me bekend voor • son visage me dit qc.zover het gezicht reikt • à perte de vuehet gezicht verliezen • perdre la vueop het eerste gezicht • à première vueop het eerste gezicht iets spelen • jouer qc. à vueiemand uit het gezicht verliezen • perdre qn. de vuedat is geen gezicht! • ça ne ressemble à rien!ik zie hier allemaal bekende gezichten • je suis ici en pays de connaissanceeen lelijk gezicht • un visage ingrathij heeft een sympathiek gezicht • il a une bonne têteergens zijn gezicht laten zien • faire acte de présenceiemand strak in het gezicht kijken • regarder qn. en facede zon schijnt mij in het gezicht • j'ai le soleil dans la figureiets (recht) in iemands gezicht zeggen • dire qc. en face à qn.iemand in zijn gezicht uitlachen • rire au nez de qn.iemand in het gezicht spuwen • cracher à la figure de qn.iemand op zijn gezicht geven, slaan • casser la figure à qn.op zijn gezicht krijgen • se faire casser la figureiemand van gezicht kennen • connaître qn. de vueiets van iemands gezicht aflezen • lire qc. sur le visage de qn.een gek gezicht trekken • faire une drôle de têtehij zet een lang, zuur gezicht • il fait une tête de six pieds de longmet een nors gezicht • l'air bourruhij trok een somber gezicht • son regard s'assombriteen stalen gezicht • un visage impassibleeen vies gezicht trekken • faire le dégoûtéeen vreemd gezicht opzetten • faire une drôle de têteje had zijn gezicht moeten zien! • si tu avais vu la tête qu'il faisait!gezichten trekken • faire des grimacesiemand met twee gezichten • une personne à deux visageseen gezicht als een oorwurm • une tête d'enterrement→ link=liefde liefdezijn gezicht verliezen • perdre la face -
5 bedenkelijk
♦voorbeelden:een bedenkelijke zaak • une affaire épineuseeen bedenkelijke ziekte • une maladie gravedat ziet er bedenkelijk uit • cela semble inquiétant -
6 stuurs
♦voorbeelden:stuurs kijken • se renfrogner -
7 zorgelijk
♦voorbeelden:de toestand is zorgelijk • la situation est préoccupantezorgelijk kijken • avoir une mine soucieuse -
8 zuur
zuur1〈 het〉3 [figuurlijk] aigreur♦voorbeelden:inleggen in het zuur • confire (dans du vinaigre)augurken in het zuur • cornichons au vinaigreharing in het zuur • hareng mariné〈 figuurlijk〉 het zuur van iets, iemand krijgen • 〈m.b.t. iets〉 avoir qc. en horreur; 〈m.b.t. iemand〉 ne pas pouvoir sentir qn.————————zuur21 [m.b.t. een smaakgewaarwording; bijtend] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉 acide; 〈 bijwoord〉 de manière acide4 [scheikunde] acide♦voorbeelden:de melk is zuur • le lait a tournédat zal hem zuur opbreken • il lui en cuirazuur smaken • avoir un goût acide2 iemand het leven zuur maken • mener la vie dure à qn.zuur verdiend geld • de l'argent durement gagnédat is zuur voor hem • c'est dur pour lui→ link=regen regen -
9 zwart
zwart1〈 het〉♦voorbeelden:(met) zwart spelen • jouer avec les noirsin het zwart (gekleed) zijn • être en noirin het zwart • en noir————————zwart2♦voorbeelden:een zwarte dag • un jour noireen zwarte koffie • un café noir sans sucrezwarte lonen • salaires payés au noireen zwarte lucht • un ciel noirde zwarte markt • le marché noirzwarte prijzen • prix au noiralles zwart inzien • broyer du noiriemand, iets zwart maken • noircir qn., qc. 〈 ook figuurlijk〉men schildert hem zwarter af dan hij is • on le fait plus méchant qu'il n'esthet zag er zwart van de mensen • c'était noir de mondeliegen dat men zwart ziet • mentir comme un arracheur de dentsiets zwart op wit hebben • avoir qc. noir sur blanciemand zwart aankijken • jeter un regard noir à qn. -
10 bars
♦voorbeelden:een bars gezicht zetten • prendre un air bourrueen barse stem • une voix rudeiemand bars de deur wijzen • mettre qn. à la porte avec rudesse -
11 braaf
-
12 de houding aannemen van, alsof …
de houding aannemen van, alsof …prendre un air 〈+ bijvoeglijk naamwoord〉Deens-Russisch woordenboek > de houding aannemen van, alsof …
-
13 een bars gezicht zetten
een bars gezicht zetten -
14 een bedenkelijk gezicht zetten
een bedenkelijk gezicht zetten -
15 een braaf gezicht zetten
een braaf gezicht zetten -
16 een ernstig gezicht zetten
een ernstig gezicht zetten -
17 een luchtje happen
een luchtje happen -
18 een luchtje scheppen, happen
een luchtje scheppen, happen -
19 een strak gezicht zetten
een strak gezicht zetten -
20 een stuurs gezicht zetten
een stuurs gezicht zetten
См. также в других словарях:
Prendre l'air — Album par Shy m Sortie Août 2010 Enregistrement 2009 2010 Montréal … Wikipédia en Français
Prendre l'air — ● Prendre l air sortir, aller se promener au dehors ; décoller, s envoler, en parlant d un avion … Encyclopédie Universelle
Prendre l'air (chanson) — Prendre l air Single par Shy m extrait de l’album Prendre l air Enregistrement 2010 Madrid Durée 3:27 Genre Electropop Parolier … Wikipédia en Français
Prendre un air outragé — ● Prendre un air outragé affecter l air de quelqu un qui aurait été insulté … Encyclopédie Universelle
AIR — Le globe terrestre est entouré d’une atmosphère constituée d’un mélange gazeux nommé air, qui s’étend de la surface du sol jusqu’à une altitude d’environ 150 kilomètres. La pression de l’air au niveau de la mer a longtemps servi d’unité de… … Encyclopédie Universelle
prendre — [ prɑ̃dr ] v. <conjug. : 58> • 980; lat. prehendere I ♦ V. tr. A ♦ Mettre avec soi ou faire sien. 1 ♦ Mettre dans sa main (pour avoir avec soi, pour faire passer d un lieu dans un autre, pour être en état d utiliser, pour tenir). Prendre un … Encyclopédie Universelle
air — 1. (êr) s. m. 1° Fluide invisible, transparent, sans odeur ni saveur, pesant, compressible, élastique, qui forme autour de la terre une couche nommée atmosphère, et qui est composé de 0,79 d azote et de 0,21 d oxygène. L air était un des quatre … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
prendre — PRENDRE. v. a. Mettre en sa main, en son pouvoir sans violence, occuper quelque chose en la tenant. Prendre une espée. prendre un livre. prendre quelque chose avec la main, de la main. prendre un cheval par la bride. prendre un boeuf par les… … Dictionnaire de l'Académie française
air — AIR. s. m. Celui des quatre Élémens qui environne le globe de la terre. L air est plus léger que l eau. La basse, la haute, la moyenne région de l air. Une colonne d air. La pesanteur de l air. La circulation de l air. L air se dilate, se raréfie … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
prendre — (pren dr ), je prends, tu prends, il prend, nous prenons, vous prenez, ils prennent : je prenais ; je pris ; nous prîmes, vous prîtes, ils prirent ; je prendrai ; je prendrais ; prends, qu il prenne, prenons ; que je prenne, que nous prenions ;… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
AIR — s. m. Fluide élastique, pesant, dont la masse totale forme l atmosphère qui enveloppe la terre de toutes parts. Air atmosphérique. L air est un composé d oxygène et d azote. L air est plus léger que l eau. La basse, la haute, la moyenne région de … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)