-
1 haar
haar11 [haarvezel] 〈 hoofdhaar〉 cheveu 〈m.〉 ⇒ 〈 lichaam〉 poil 〈m.〉 ⇒ 〈 van manen en staart van paard〉 crin 〈m.〉♦voorbeelden:gekrulde haren, gekrulde zinnen • ±cheveu fin, cheveu malingrijze haren van iets krijgen • se faire des cheveux (blancs) pour qc.met loshangende haren lopen • aller les cheveux au ventzijn wilde haren verliezen • s'assagirdat scheelde maar een haar • il s'en est fallu d'un cheveuzich de haren uit het hoofd trekken • s'arracher les cheveuxeen haar in de boter zoeken • chercher noiseop een haar na • à un cheveu prèsdat is er met de haren bijgesleept • c'est tiré par les cheveuxiemand tegen de haren in strijken • prendre qn. à rebrousse-poilgeen haar op m'n hoofd die eraan denkt • jamais de la vieiemand geen haar krenken • ne pas toucher à un cheveu de qn.geen haar beter zijn • ne pas valoir mieuxzijn broer is geen haar beter dan hij • son frère le vautspijt hebben als haren op z'n hoofd • être rongé de remordsm'n haren rezen ervan te berge • cela me faisait dresser les cheveux sur la tête ↓ se crêper le chignon♦voorbeelden:1 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 hij spreekt Frans met haar op • il parle français comme une vache espagnole〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 iemand van haar noch pluimen kennen • ne connaître qn. ni d'Eve ni d'Adamvals haar • faux cheveuxz'n haar kammen • se peigner les cheveuxz'n haar laten knippen • se faire couper les cheveux〈 figuurlijk〉 smeer (het) maar in je haar! • démerde-toi!————————haar21 [afhangend van werkwoord] 〈 lijdend voorwerp〉 la, l'; 〈 meewerkend voorwerp〉 lui; 〈 na voorzetsel, met nadruk〉 elle♦voorbeelden:geef haar dit boek niet • ne lui donne pas ce livregeef het haar • donne-le-luigeef het haar niet • ne le lui donne pasik reken op haar • je compte sur ellehij stuurt haar naar jou toe • il te l'envoievergeet haar • oublie-lavergeet haar niet • ne l'oublie pashaar verwijt men nooit iets • on ne lui reproche rien, à elledie boeken zijn van haar • ces livres sont à elledie van haar • le sien, la sienne, les siens, les sienneszij hebben noch mij noch haar uitgenodigd • ils ne nous ont invités ni elle ni moi1 [bijvoeglijk gebruikt]son, sa, ses2 [zelfstandig gebruikt]le sien, la sienne, les siens, les siennes♦voorbeelden:Els haar schoenen • les chaussures d'Elsahaar vader, haar moeder, haar kinderen • son père, sa mère, ses enfantsde haren • les siens -
2 kortharig
♦voorbeelden: -
3 haar
-
4 stoppel
-
5 stoppelhaar
opoil m (de la barbe) -
6 aan werken een broertje dood hebben
aan werken een broertje dood hebbenDeens-Russisch woordenboek > aan werken een broertje dood hebben
-
7 aartslui zijn
aartslui zijn -
8 aartslui
1 paresseux/paresseuse dans l'âme♦voorbeelden: -
9 baardhaar
II 〈 het〉 -
10 bast
♦voorbeelden:hij heeft een lekker bruine bast • il est bien bronzé -
11 bijspijkeren
1 [op het vereiste niveau brengen] faire rattraper2 [goedmaken, zijn schade inhalen] redresser♦voorbeelden:1 [herstellen] se retaper♦voorbeelden: -
12 borsthaar
-
13 broertje
♦voorbeelden:¶ ergens een broertje dood aan hebben • détester qc.aan werken een broertje dood hebben • avoir un poil dans la mainals het geen broertje is, dan is het een zusje • c'est l'un ou l'autre -
14 een kortharige hond
een kortharige hond -
15 een laagpolig tapijt
een laagpolig tapijt -
16 een vos verliest wel zijn haren maar niet zijn streken
een vos verliest wel zijn haren maar niet zijn strekenle loup (renard) change de poil, mais non de naturelDeens-Russisch woordenboek > een vos verliest wel zijn haren maar niet zijn streken
-
17 geitenharen
1 de, en poil de chèvre -
18 gladharig
-
19 haarwortel
-
20 haren
См. также в других словарях:
poil — poil … Dictionnaire des rimes
poil — [ pwal ] n. m. • peil 1080; lat. pilus 1 ♦ Chacune des productions filiformes qui naissent du tégument de certains animaux (⇒ villosité), et spécialt de la peau des mammifères. Tige, racine du poil (⇒ 2. bulbe) . Poils des ovidés (⇒ laine) , du… … Encyclopédie Universelle
poil — (poil) s. m. 1° Filets déliés qui croissent sur la peau des animaux. • On a remarqué que les chevaux engendrés de vieux étalons et de vieilles juments ont des poils blancs aux sourcils dès l âge de neuf ou dix ans, BUFF. Quadrup. t. I, p. 52 … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
poil — POIL. s. m. Ce qui croist sur la peau de l animal en forme de filets déliez. Poil noir. poil blanc. poil roux. poil chastain. poil blond, gris. poil rude. poil doux. poil herissé. poil de chevre. poil de chameau. poil de chat. camelot de poil de… … Dictionnaire de l'Académie française
poil — Poil, Villus, Pilus. Court poil, Breuitas pili. Poil folet, tel qu on voit és pigeons et autres oyseaux qui viennent de naistre, Lanugo. Le poil qui vient és parties honteuses aux masles à quatorze ans, et aux femelles à douze ans, Pubes pubis,… … Thresor de la langue françoyse
Poil — Saltar a navegación, búsqueda Poil País … Wikipedia Español
Poil — 〈[poal] m. 1; französ. Schreibung von〉 Pol2 [frz., „Haar“] * * * Poil [po̯al], der; s, e: ↑ 2Pol. * * * Poil [po̭al], der; s, e: 2↑Pol … Universal-Lexikon
Poil — [po̯al] der; s, e <aus fr. poil »Haar«, dies aus lat. pilus> svw. 2↑Pol … Das große Fremdwörterbuch
poil — poil; san·poil; … English syllables
Poil — (fr., spr. Poal), 1) Haar; 2) das rauhe Haar am Sammet; daher Poilarme, Poilfäden, Poilkamm, Poilkette, Poiltritt, s. u. Sammet … Pierer's Universal-Lexikon
Poil — (franz., spr. pŭall), Haar; Strich des Tuches; verderbt Pole, d. h. die haarartige Decke des Samts sowie die zur Herstellung dieser Decke besonders ausgespannte Kette (Polkette); auch die aus den geringsten Kokons gewonnene sogen. Pelseide. P. de … Meyers Großes Konversations-Lexikon