-
1 sucre
sucre [suukr]〈m.〉1 suiker♦voorbeelden:sucre glace • poedersuikermorceau de sucre • suikerklontje(bâton de) sucre d'orge • zuurstoksucre semoule • poedersuikersirop de sucre • suikerstroopsucre cristallisé • kristalsuikeren sucre • van suiker, suiker-être tout sucre tout miel • poeslief zijnmais voyons, tu n'es pas en sucre! • kom nou, je bent toch niet van suiker(goed)!m -
2 sucré
sucre [suukr]〈m.〉1 suiker♦voorbeelden:sucre glace • poedersuikermorceau de sucre • suikerklontje(bâton de) sucre d'orge • zuurstoksucre semoule • poedersuikersirop de sucre • suikerstroopsucre cristallisé • kristalsuikeren sucre • van suiker, suiker-être tout sucre tout miel • poeslief zijnmais voyons, tu n'es pas en sucre! • kom nou, je bent toch niet van suiker(goed)!adj2) suikerzoet -
3 chattemite
-
4 faire la chattemite
faire la chattemite -
5 être tout sucre tout miel
être tout sucre tout mielDictionnaire français-néerlandais > être tout sucre tout miel
-
6 patte
patte [paat]〈v.〉2 poot ⇒ klauw, been4 haak ⇒ schilderijhaak, vleeshaak♦voorbeelden:1 pattes d'araignée • lange, magere vingerspattes de mouche • kriebelpootpatte d'oie •〈zie ‘patte-d'oie’〉avoir la, une patte folle • met één been trekkenen avoir plein les pattes • bekaf zijn; er de balen van hebbenà quatre pattes • op handen en voetentraîner la patte • met z'n been slepenbas les pattes! • blijf er af met je poten!à pattes • met de benenwagen3 patte d'épaule • epaulet, passantmontrer patte blanche • het wachtwoord geven, zich netjes gedragenavoir les pattes croches • hebzuchtig, vrekkig zijnça ne casse pas trois pattes à un canard • dat is niet om over naar huis te schrijven, dat is niet denderendgraisser la patte à qn. • iemand omkopen, smeergeld geven aan iemandtirer dans les pattes à qn. • iemand dwars zittentomber sous la patte de qn. • in iemands handen vallenf1) poot [dier]2) klauw, been3) klep, pat -
7 abandonner
abandonner [aabãdonnee]1 verlaten ⇒ in de steek laten, achterlaten2 opgeven ⇒ afzien van, prijsgeven♦voorbeelden:abandonner qn. à son sort • iemand aan zijn lot overlatenabandonner la partie • (de strijd) opgevenfaire abandonner un projet à qn. • iemand van een plan afbrengen♦voorbeelden:1. v1) achterlaten, verlaten2) opgeven2. s'abandonnerv -
8 abattage
abattage [aabaataazĵ]〈m.〉♦voorbeelden:m1) (het) vellen, hakken [van bomen]2) het slachten [van vee] -
9 abattre
abattre [aabaatr]♦voorbeelden:→ besogne1 neerstorten ⇒ instorten, omvallen♦voorbeelden:1. v1) omverhalen, omverwerpen2) omhakken, vellen [boom]3) afbreken, slopen4) neerschieten, afmaken5) slachten6) uitputten2. s'abattrev1) neerstorten, instorten -
10 abondance
-
11 abri
abri [aabrie]〈m.〉1 schuilplaats ⇒ beschutting, onderkomen, toevluchtsoord2 wachthuisje ⇒ bushokje, overdekte halte, abri♦voorbeelden:1 se mettre à l'abri • schuilen, dekking zoekenà l'abri de • beschut tegen, gevrijwaard tegen, vooril est à l'abri de tout soupçon • hij staat boven elke verdenkingêtre à l'abri • in veiligheid zijnà l'abri du courant d'air • tochtvrijm1) schuilplaats, toevluchtsoord2) bushokje3) bunker -
12 absenter
-
13 absorption
absorption [aapsorpsjõ]〈v.〉f1) absorptie, opname3) overname (door) [bedrijf] -
14 accabler
accabler [aakaablee]〈 werkwoord〉2 uitputten ⇒ overmannen, terneerdrukken♦voorbeelden:être accablé de fatigue • hondsmoe zijnêtre accablé de travail • tot over zijn oren in het werk zittenêtre accablé de tristesse • diep in de put zittenaccabler qn. d' injures • iemand de huid vol scheldenaccabler qn. de questions • iemand de oren van het hoofd vragenv2) terneerslaan, ontmoedigen -
15 accomplir
accomplir [aakõplier]♦voorbeelden:1 geschieden ⇒ plaatsvinden, in vervulling gaan1. vvervullen, uitvoeren2. s'accomplirvgeschieden, tot stand komen, in vervulling gaan -
16 accrocher
accrocher [aakrosĵee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v1) haperen2) vastmaken, vastpennen, ophangen4) licht aanrijden [auto]5) aanklampen, tegenhouden6) bemachtigen, aan de haak slaan2. s'accrocherv2) volharden, doorzetten -
17 accuser
accuser [aakuuzee]♦voorbeelden:→ coupaccuser réception • ontvangst berichten1 〈+ de〉zichzelf, elkaar beschuldigen (van), de schuld geven (van)♦voorbeelden:→ excuser1. v2) aanklagen [juridisch]3) doen uitkomen, benadrukken2. s'accuservzichzelf/elkaar beschuldigen (van) -
18 acharné
acharné [aasĵaarnee]1 hardnekkig ⇒ verwoed, verbeten♦voorbeelden:adj1) hardnekkig, verwoed, verbeten2) fel, hartstochtelijk -
19 acheter
acheter [aasĵtee]♦voorbeelden:acheter cher son bonheur • zijn geluk niet cadeau krijgenacheter qc. à qn. • iets van, voor iemand kopenacheter sa liberté par de lourds sacrifices • zijn vrijheid met zware offers bekopen1. v1) kopen, aanschaffen2) omkopen, afkopen2. s'acheterv2) te koop zijn -
20 acquitter
acquitter [aakietee]1 vereffenen ⇒ voldoen, betalen1 zich kwijten (van) ⇒ vervullen, vereffenen♦voorbeelden:v1) betalen, voldoen2) vrijspreken3) kwiteren [factuur]
Перевод: с французского на все языки
- С французского на:
- Нидерландский
poeslief zijn
Страницы