-
1 overtuiging
2 [het laten inzien dat iets waar is] persuasion3 [zelfverzekerdheid] conviction♦voorbeelden:1 godsdienstige overtuiging • religious persuasion/beliefszijn politieke overtuiging • one's political convictionsde overtuiging toegedaan zijn, dat … • be convinced that …, believe that …als zijn overtuiging uitspreken (dat) • express/state one's conviction/belief (that)in de overtuiging dat … • in the conviction/belief that …tot de overtuiging gekomen zijn dat • be convinced thatuit overtuiging communist zijn • be a convinced communistvolgens mijn vaste overtuiging • in my firm beliefhij bleek niet vatbaar voor overtuiging • he proved not to be open to persuasioniets zonder veel overtuiging doen • do something without much conviction -
2 gezindheid
2 [politieke partij] political persuasion♦voorbeelden: -
3 overreding
n. persuasion -
4 overredingskracht
n. persuasion, persuasiveness -
5 overtuiging
n. conviction, persuasion, opinion, belief -
6 ras
adv. amain--------n. race, breed, stock, blood, brood, persuasion, strain -
7 redekunst
n. rhetoric, study of language as a means of persuasion -
8 richting
adj. directional--------n. current, direction, persuasion, aligning, alignment, lie, line, trend, way, course, run, tenor, range, determination, lay, set, ply, tack, bent -
9 soort
n. kind, sort, genre, variety, brand, make, order, manner, specie, nature, breed, genus, kidney, tribe, persuasion, touch -
10 overtuiging
-
11 overtuigingskracht
vforce f de persuasion -
12 overreding
-
13 overredingskracht
-
14 overtuiging
♦voorbeelden:politieke overtuiging • convictions politiquesin de stellige overtuiging verkeren • être totalement convaincu (de qc.)de overtuiging toegedaan zijn, dat … • être convaincu que …in de overtuiging dat • convaincu queuit overtuiging handelen • agir par conviction -
15 overtuigingskracht
-
16 dwang
1 [machtsuitoefening] compulsion, coercion ⇒ 〈 geweld〉 force, 〈 verplichting〉 obligation, 〈 remmend〉 constraint, 〈 druk〉 pressure, 〈 juridisch〉 duress♦voorbeelden:dwang op iemand (uit)oefenen • bring pressure to bear on someoneonder dwang • under duress/constraint/pressurezonder dwang • unconstrained, without obligation -
17 geloofsovertuiging
1 (religious) persuasion, faith♦voorbeelden:Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > geloofsovertuiging
-
18 godsdienstige overtuiging
godsdienstige overtuigingreligious persuasion/beliefsVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > godsdienstige overtuiging
-
19 hij bleek niet vatbaar voor overtuiging
hij bleek niet vatbaar voor overtuigingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij bleek niet vatbaar voor overtuiging
-
20 kant
1 [weefsel] lace4 [grensvlak van een lichaam] side ⇒ face, surface, 〈 figuurlijk〉 aspect, 〈 figuurlijk〉 facet, 〈 figuurlijk〉 angle, 〈 figuurlijk〉 view6 [plaats waar twee vlakken samenkomen] edge7 [richting] way, direction8 [plaatsbepaling met betrekking tot een scheidslijn; helft van het lichaam] side9 [deel/uiteinde van een gebied/lichaam] side, end10 [partij, kamp] side, part(y)♦voorbeelden:gekloste kant • bobbin laceopengewerkte kant • openwork laceaan de kant ! • step aside!aan de kant gaan rijden • pull inaan de kant gaan staan • stand/step asidezijn auto aan de kant zetten • pull up/over〈 figuurlijk〉 iemand aan de kant zetten • push someone out; 〈 informeel〉 give someone the push/shoveaan de kant van de weg • at the side of the road, by the roadsidelangs de kant blijven staan • stay on the sideline(s)het schip ligt aan/voor de kant • the ship is moored/berthednaar de kant komen • swim ashoreop de kant klimmen • climb ashoreiemand van de kant afduwen • push someone inzich van zijn goede kant laten zien • show one's good sidede goede kant van een zaak • the positive side of somethingiemands sterke/zwakke kanten • someone's strong/weak pointsde vlakke kant van een plank • the face of a plank〈 figuurlijk〉 aan de ene kant wel, aan de andere kant niet • on the one hand yes, on the other (hand), no; yes and nodeze kant boven • this side upiets op zijn kant zetten • put something on its sidehet gaat met hem de verkeerde kant op • he's going to the bad; 〈 bij ziekte〉 he's taken a turn for the worsedeze kant op, alstublieft • this way, pleasedat is de kant van Haarlem op • that's out towards Haarlem, that's out Haarlem wayvan alle kanten • left and right, on all sidesgeen kant meer op kunnen • have nowhere (left) to goik sta aan jouw kant • I'm on your sideiemand aan zijn kant krijgen • win someone over to one's sidevan die kant hebben we niets te vrezen • we have nothing to fear from that quarterde liefde kan niet van één kant komen • love must be a two-sided affairdat hoor je van alle kanten • that's what you hear on all sideswantrouwen van de kant van de bevolking • distrust on the part of the public11 familie van vaders/moeders kant • relatives on one's father's/mother's sidehij is aan de kleine kant • he is on the short sidevan de verkeerde kant zijn • be of the other persuasionwij van onze kant • (we) for our partiets aan kant maken • tidy something upiets niet over zijn kant laten gaan • not take something (lying down)zich/iemand van kant maken • do oneself/someone in, do away with oneself/someone〈 informeel〉 dat klopt van geen kanten • that's all/completely wrong
- 1
- 2
См. также в других словарях:
persuasion — [ pɛrsɥazjɔ̃ ] n. f. • 1315; lat. persuasio 1 ♦ Action de persuader. Il vaut mieux agir par la persuasion que par la force. Cet orateur a un grand pouvoir de persuasion. (Sujet chose) Dans un livre, la beauté « agit par persuasion, comme le… … Encyclopédie Universelle
Persuasión — Saltar a navegación, búsqueda La persuasión es un método de influencia social. Es el proceso de guiar a la gente y uno hacia la adopción de una idea, actitud, o la acción mediante significados racionales y simbólicos (aunque no siempre lógicos).… … Wikipedia Español
Persuasion — is a form of social influence. It is the process of guiding people toward the adoption of an idea, attitude, or action by rational and symbolic (though not always logical) means. It is strategy of problem solving relying on appeals rather than… … Wikipedia
Persuasion — Per*sua sion, n. [L. persuasio; Cf. F. persuasion.] 1. The act of persuading; the act of influencing the mind by arguments or reasons offered, or by anything that moves the mind or passions, or inclines the will to a determination. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
persuasion — Persuasion. s. f. Action des personnes ou des choses qui persuadent. L orateur & l éloquence ont pour but la persuasion. ce Predicateur a le don de persuasion. agir à la persuasion d un autre. Il signifie aussi, Ferme croyance. J ay fait cela… … Dictionnaire de l'Académie française
Persuasion — bezeichnet: Überredung, siehe Persuasive Kommunikation eine Form der Psychotherapie (Persuasionstherapie) einen Roman von Jane Austen siehe Überredung vier Filme/Miniserien nach diesem Roman: aus dem Jahr 1960, siehe Persuasion (1960) aus dem… … Deutsch Wikipedia
persuasion — The meaning ‘belief or conviction’, as in a person of no particular persuasion, has developed into a much weaker sense ‘kind or sort’, as in no one of the male persuasion. The OED used to label uses as ‘slang or burlesque’ but has changed the… … Modern English usage
persuasion — late 14c., action of inducing (someone) to believe (something), from O.Fr. persuasion (14c.), from L. persuasionem (nom. persuasio) a convincing, persuading, from persuadere persuade, from per thoroughly, strongly + suadere to urge, persuade,… … Etymology dictionary
persuasion — [n1] influencing to do, believe alignment, alluring, arm twist*, blandishment, brainwashing*, cajolery, cogency, con*, conversion, enticement, exhortation, force, goose*, hard sell*, hook*, inducement, inveiglement, persuasiveness, potency, power … New thesaurus
persuasión — sustantivo femenino 1. (no contable) Capacidad que tiene una persona para convencer a otra: Ése es un mal vendedor, porque no tiene muchas dotes de persuasión … Diccionario Salamanca de la Lengua Española
persuasion — I noun actuation, advocacy, alignment, argument, blandishment, cajolement, cajolery, cajoling, coaxing, conversion, dissuasion, encouragement, enlistment, enticement, exhortation, incitation, incitement, inducement, influence, insistence,… … Law dictionary