-
1 chemin
chemin [sĵəmẽ]〈m.〉2 weg ⇒ traject, afstand3 weg ⇒ richting, toegangsweg4 weg ⇒ wijze, middel5 loper♦voorbeelden:chemin de ronde • weergang, omloopchemin de roulement • taxibaanchemin de traverse • zijwegvoleur de grand chemin • struikroveren chemin • onderwegtrouver qc. sur son chemin • iets op zijn weg vindenfaire du chemin • goed opschietenchemin faisant • onderwegpasser son chemin • z'n weg vervolgen, verder gaanprendre le chemin des écoliers • de langste weg nemens'arrêter en chemin • halverwege ophoudenrebrousser chemin • op zijn schreden terugkerenrester dans le droit chemin • op het rechte pad blijvensortir du droit chemin • van het rechte pad afrakenfaire son chemin • het ver brengenouvrir, tracer, montrer le chemin • het voorbeeld gevenne pas y aller par quatre chemins • recht op zijn doel afgaan→ bonhommeles chemins de fer • de spoorwegen(voyager) en chemin de fer • per trein (reizen)m1) weg2) loper [trap, tafel] -
2 crapaud
-
3 dépraver
dépraver [deepraavee]1 bederven ⇒ verderven, op het slechte pad brengenvverderven, op het slechte pad brengen -
4 droit
droit1 [drwaa]〈m.〉♦voorbeelden:à bon droit • met rechtdroit civil • burgerlijk rechtdroits civiques • burgerschapsrechtendroit constitutionnel • staatsrechtdroit coutumier • gewoonterechtdroit divin • door God gegeven rechtavoir plein droit de vie et de mort sur qn. • over leven en dood van iemand beschikkende plein droit • van rechtswegedroit privé • privaatrechtdroit public • publiek rechtdroit réel • zakenrechtfaire droit à qn. • iemand recht laten wedervarenfaire droit à une demande • een aanvraag inwilligenfaire son droit • rechten studerende droit • terecht(responsable) en droit • juridisch (aansprakelijk)→ forcedroits de l'homme • mensenrechtendroit d'option • voorkeursrechtdroit de reproduction • kopijrechtdroit du sang • geboorterechtde quel droit? • met welk recht?tous droits réservés • alle rechten voorbehoudenavoir des droits sur qn. • iets over iemand te zeggen hebbenavoir le droit pour soi • het recht aan zijn kant hebbenavoir un droit sur qc. • het recht hebben te beschikken over ietsqui de droit • de rechthebbendedroit d'inscription • inschrijvingskostendroits de port • havenrechtendroit de timbre • zegelrecht————————droit2 [drwaa]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m.〉1 recht ⇒ rechtop, rechtstreeks2 rechtschapen ⇒ rechtdoorzee, rechtvaardig♦voorbeelden:jupe droite • recht vallende rokaller droit au but • recht op z'n doel afgaantout droit • rechtdoorau droit de • loodrecht open droite ligne • rechtstreeks, in rechte lijnle droit d'une monnaie • muntzijde van een geldstuk1. m1) recht2) rechterhand [sport]2. adj, adv1) recht(op), rechtstreeks2) rechtschapen, rechtvaardig3) rechter, rechts -
5 sentier
sentier [sãtjee]〈m.〉♦voorbeelden:〈 formeel〉 sentiers battus • platgetreden, begane padenmpad, weg -
6 tournoyer
tournoyer [toernwaajee]〈 werkwoord〉1 (rond)draaien ⇒ dwarrelen, cirkelen 〈 van vogels, vliegtuigen〉 ⇒ kringelen 〈 van rook〉 ⇒ slingeren (door) 〈 van pad〉v1) ronddraaien, cirkelen2) slingeren (door) [pad] -
7 dévoyer
dévoyer [deevwaajee]〈 formeel〉 -
8 clou
clou [kloe]〈m.〉3 hoogtepunt ⇒ klapstuk, clou♦voorbeelden:clou à tête • spijker met kop2 prendre les clous, traverser dans les clous, aux clous • (de straat) bij de voetgangersoversteekplaats overstekenriver son clou à qn. • iemand de mond snoerença ne vaut pas un clou • dat is geen sikkepitje waard〈 informeel, schertsend〉 des clous! • schrijf dat maar op je buik!maigre comme un clou • zo mager als een lat1. m1) spijker2) hoogtepunt, klapstuk3) steenpuist4) pandjeshuis5) nor2. clousm pl3. des clousinterj -
9 coassement
-
10 coasser
-
11 courir
courir [koerier]1 hard lopen ⇒ hollen, rennen3 in omloop zijn ⇒ zich verspreiden, in zwang zijn5 lopen ⇒ zich uitstrekken, gelegen zijn♦voorbeelden:les gens courent à ce spectacle • de mensen verdringen zich om deze voorstelling te ziencourir après le bonheur • geluk najagen, nastrevencourir après une femme • achter een vrouw aan zittencourir au devant de qn. • iemand tegemoet snellencourir d' aventure en aventure • zich van het ene avontuur in het andere stortencourir sur ses cinquante ans • tegen de vijftig lopenbrochures qui courent de main en main • brochures die van hand tot hand gaanles ragots qui courent sur son compte • de kletspraatjes die over hem, haar de ronde doenmains qui courent sur les touches • handen die over de toetsen glijdenlaisser courir qn. • iemand zijn gang laten gaan〈 informeel〉 tu peux toujours courir! • morgen brengen!, je kunt me wat!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 najagen ⇒ nastreven, trachten te krijgen3 doorlopen ⇒ doorkruisen, doorreizen♦voorbeelden:v1) hardlopen, rennen, hollen2) zich haasten3) zich verspreiden, in zwang zijn4) lopen [tijd]5) gelegen zijn6) deelnemen (aan een wedren, wedstrijd)9) najagen10) doorkruisen, doorreizen11) druk bezoeken13) de keel uithangen, vervelen -
12 difficile
difficile [diefiesiel]♦voorbeelden:il m'est difficile d'en parler • het valt me zwaar erover te sprekencela est difficile à réussir • het is moeilijk om daarin te slagengagner difficilement sa vie • moeilijk rondkomenle difficile • het moeilijkesituation difficile • hachelijke situatiefaire le (la) difficile • te veeleisend zijntu vas pas faire le difficile n'est-ce pas? • je gaat toch niet moeilijk zitten doen, hè?→ critiqueadj1) zwaar, moeizaam2) moeilijk, ingewikkeld3) onbegaanbaar4) pijnlijk, hachelijk5) veeleisend, kieskeurig -
13 égarer
égarer [eegaaree]1 doen (ver)dwalen ⇒ de verkeerde weg wijzen, op een dwaalspoor brengen3 misleiden ⇒ van het rechte pad brengen, in verwarring brengen3 zoek raken ⇒ wegraken, verloren gaan1. v1) op een dwaalspoor brengen, misleiden2) zoekmaken, kwijtraken2. s'égarerv1) verdwalen3) zoek raken -
14 ligne
ligne [lienj]〈v.〉2 lijn ⇒ verbinding, communicatie3 lijn ⇒ houding, richtlijn5 vissnoer ⇒ hengel, vislijn6 rij ⇒ gevechtslijn, linie7 regel♦voorbeelden:ligne de mire • vizierlijn, richtlijnligne de partage des eaux • waterscheidingligne directrice • richtlijnavoir de la ligne • een goed figuur hebbengarder la ligne • aan de lijn doenperdre la ligne • dikker wordendans les, ses grandes lignes • in grote lijnencela tient en dix lignes • dat had je ook korter kunnen zeggenligne à haute tension • hoogspanningskabelgrandes lignes • hoofdspoorlijnenlignes groupées • collectief telefoonnummerla ligne est occupée • de (telefoon)lijn is bezetligne de foi • richtlijnrester dans la ligne • niet afwijken van de gedragslijnligne de produits de beauté • serie schoonheidsartikelenligne de tir • vuurlijnmonter en ligne • aanvallenwagons en ligne • wagons die rijdenhors ligne • buitengewoonsur toute la ligne • over de hele liniemettre la dernière ligne à un article • de laatste hand aan een artikel leggenaller, revenir à la ligne • een nieuwe regel beginnenà la ligne! • nieuwe regel!cela n'entre pas en ligne de compte • dat doet niet ter zakeentrer en ligne de compte • in overweging genomen wordenfaire entrer en ligne de compte • in aanmerking nemenmettre en ligne de compte • in aanmerking nemenlire entre les lignes • tussen de regels lezen→ vaisseaufranchir la ligne • de grens overtrekkenf1) lijn2) lijndienst3) richtlijn, houding4) hengel5) gevechtslijn6) regel7) evenaar -
15 ligné
ligne [lienj]〈v.〉2 lijn ⇒ verbinding, communicatie3 lijn ⇒ houding, richtlijn5 vissnoer ⇒ hengel, vislijn6 rij ⇒ gevechtslijn, linie7 regel♦voorbeelden:ligne de mire • vizierlijn, richtlijnligne de partage des eaux • waterscheidingligne directrice • richtlijnavoir de la ligne • een goed figuur hebbengarder la ligne • aan de lijn doenperdre la ligne • dikker wordendans les, ses grandes lignes • in grote lijnencela tient en dix lignes • dat had je ook korter kunnen zeggenligne à haute tension • hoogspanningskabelgrandes lignes • hoofdspoorlijnenlignes groupées • collectief telefoonnummerla ligne est occupée • de (telefoon)lijn is bezetligne de foi • richtlijnrester dans la ligne • niet afwijken van de gedragslijnligne de produits de beauté • serie schoonheidsartikelenligne de tir • vuurlijnmonter en ligne • aanvallenwagons en ligne • wagons die rijdenhors ligne • buitengewoonsur toute la ligne • over de hele liniemettre la dernière ligne à un article • de laatste hand aan een artikel leggenaller, revenir à la ligne • een nieuwe regel beginnenà la ligne! • nieuwe regel!cela n'entre pas en ligne de compte • dat doet niet ter zakeentrer en ligne de compte • in overweging genomen wordenfaire entrer en ligne de compte • in aanmerking nemenmettre en ligne de compte • in aanmerking nemenlire entre les lignes • tussen de regels lezen→ vaisseaufranchir la ligne • de grens overtrekkenadj -
16 longer
longer [lõzĵee]〈 werkwoord〉1 lopen langs ⇒ rijden, varen langs♦voorbeelden:longer les murs • vlak langs de huizen lopenv1) lopen, rijden, varen (langs)3) volgen, nemen [weg] -
17 mal
mal1 [maal],maux [moo]〈m.〉1 (het) kwade ⇒ schade, zonde2 pijn4 moeite♦voorbeelden:1 〈 spreekwoord〉 de deux maux, il faut choisir le moindre • men moet van twee kwaden het minste kiezendire du mal des autres • kwaadsprekenle mal est fait • het kwaad is geschiedfaire du mal à qn. • iemand kwaad doenrendre le mal pour le mal • kwaad met kwaad vergeldenje n'y vois aucun mal • ik zie daar niets slechts inne vouloir de mal à personne • niemand een kwaad hart toedragenmettre à mal • aftuigen, mishandelen 〈 ook figuurlijk〉le mal est que • het ongeluk, vervelende is dat→ oeilavoir mal au coeur • misselijk zijnmal de coeur • misselijkheidça me fait mal au coeur de les entendre • ik vind het sneu als ik ze zo hooravoir mal aux dents • kiespijn hebbenun mal de gorge • keelpijnmaux de reins • rugpijnmal blanc • fijtêtre dur au mal • tegen pijn, een stootje kunnenil n'y a pas de mal • het hindert nietil a eu plus de peur que de mal • hij is met de schrik vrijgekomenmal de mer • zeeziekte〈 spreekwoord〉 aux grands maux les grands remèdes • voor een harde knoest moet een harde beitel zijnprendre mal • ziek worden¶ être en mal de qc. • grote behoefte hebben aan iets, gebrek hebben aan iets————————mal2 [maal]1 slecht ⇒ kwaad, kwaad-♦voorbeelden:c'est pas mal! • dat is niet gek!il, elle n'est pas mal • hij, zij ziet er niet onaardig uitfaire qc. de mal • iets slechts doen→ an————————mal3 [maal]〈 bijwoord〉1 slecht ⇒ verkeerd, niet goed♦voorbeelden:mal à propos • te onpasenfant mal élevé • ongemanierd kindon est mal dans cette voiture • deze wagen zit ongemakkelijkêtre mal vu de qn. • slecht aangeschreven staan bij iemandle prendre (en) bien, mal • het goed, verkeerd opnemens'y prendre mal • 't onhandig, slecht aanpakkença tombe mal • het komt niet goed uittu tombes mal • je treft het slechttourner mal • 't verkeerde pad opgaan; slecht aflopense trouver, se sentir mal • onwel worden, een flauwte krijgenil va très mal • 't gaat hem erg slechtce tableau ferait pas mal sur le mur • dit schilderij zou het goed doen op de muurelle ne s'en est pas mal tirée • ze heeft er zich aardig uit geredil y a pas mal de monde • er zijn heel wat mensença va? pas trop mal! • gaat het? best!être au plus mal • heel erg ziek zijnêtre au plus mal avec qn. • op slechte voet staan met iemandde mal en pis • van kwaad tot erger1. m1) (het) kwade, schade2) pijn3) ziekte4) moeite2. adjslecht, kwaad3. advslecht, verkeerd -
18 tourner
tourner [toernee]3 veranderen ⇒ een loop, wending nemen♦voorbeelden:faire tourner un disque • een plaat draaienfaire tourner une usine • een fabriek draaiende houdenfaire tourner la tête • duizelig makenfaire tourner les tables • de tafels doen dansenla tête lui tourne • het duizelt hem, hij is duizeligqu'est-ce qui ne tourne pas rond? • wat schort er aan?tourner rond • goed lopen, goed draaientourner autour d' une femme • een vrouw proberen te versierenla conversation tournait autour de la crise économique • het gesprek had de economische crisis tot onderwerptourner à droite, sur sa droite • rechtsaf slaantourner dans une rue • een straat inslaan3 tourner mal • een verkeerde wending nemen, slecht aflopenelle a mal tourné • ze is op het verkeerde pad geraaktla discussion tourne à la violence • de discussie loopt uit op gewelddadighedenle temps tourne au beau • het wordt mooier weer4 silence, on tourne • stilte, opnameII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 draaien ⇒ omdraaien, bewerken2 roeren4 richten ⇒ wenden, draaien♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 tourner et retourner un problème dans sa tête • een probleem van alle kanten bekijken2 zich richten ⇒ zich wenden, zich keren♦voorbeelden:1. v1) draaien5) zuur worden [melk]6) roeren7) omslaan [bladzijde]8) richten9) om [iets] heen lopen10) omzeilen2. se tournerv2) zich richten -
19 voie
voie [vwaa]〈v.〉2 spoorweg ⇒ baanvak, spoor(baan)3 wijze ⇒ weg, middel4 spoor ⇒ wagenspoor, spoorwijdte♦voorbeelden:1 les voies de communication • de verkeerswegen, de verbindingenvoies d'eau • waterwegenvoie lactée • melkwegvoies navigables • waterwegenvoie privée • eigen wegêtre dans la bonne voie • op het goede pad zijnpays en voie de développement • ontwikkelingslanden voie de guérison • aan de beterende handpar voie de terre • over landla voie ferrée • de spoorwegdonner, ouvrir la voie • het sein op veilig stellenvoies de fait • feitelijkhedenla bonne, la mauvaise voie • de goede, de slechte manier om iets te krijgenfrayer, ouvrir, préparer la voie • (als baanbreker) de weg bereidenmettre qn. sur la voie • iemand op het goede spoor brengen, op weg helpenpar des voies pacifiques • langs vreedzame weg, met vreedzame middelenvoies respiratoires • luchtwegenpar voie buccale • door de mond, oraal6 voie aérienne • verkeer, transport door de luchtvoie maritime • verkeer, transport over zeef1) (rij)weg2) spoorweg3) wijze, middel4) spoor5) kanaal, buis [biologie] -
20 bas-côté
bas-côté [baakootee]〈m.〉
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Pad — or PAD may refer to: Writing pad, a book of paper Sanitary pad, a device worn by a woman during menstruation Contents 1 Transportation 2 Sports gear … Wikipedia
pad — pad1 [pad] n. [echoic, but infl. by PAD3] the dull sound made by a footstep or staff on the ground pad2 [pad] n. [? var. of POD1] 1. a soft, stuffed saddle 2. anything made of or stuffed wi … English World dictionary
Pad — Pad, n. [Perh. akin to pod.] 1. A soft, or small, cushion; a mass of anything soft; stuffing. [1913 Webster] 2. A kind of cushion for writing upon, or for blotting; esp., one formed of many flat sheets of writing paper, or layers of blotting… … The Collaborative International Dictionary of English
pad — pȃd m <N mn pádovi> DEFINICIJA 1. a. fiz. kretanje tijela prema Zemlji zbog sile teže, njihove vlastite težine [slobodni pad] b. posljedica gubitka ravnoteže zbog spoticanja, okliznuća ili udarca 2. rušenje, čin padanja [pad s krova; pad na … Hrvatski jezični portal
Pad — 〈[pæ̣d] n. 15; kurz für〉 Mauspad * * * Pad [pɛd ], das; s, s [engl. pad = (Schreib)unterlage, (Schreib)block; Bausch, älter = Strohbündel, Streu, H. u., viell. aus dem Niederd.]: 1. (EDV) Mauspad. 2. (Kosmetik) rundes Läppchen, kleiner Bausch aus … Universal-Lexikon
pad — / padding [n1] protection buffer, cushion, filling, packing, stuffing, wad, wadding, waste; concepts 473,475 pad [n2] tablet of paper block, jotter, memorandum, notebook, notepad, paper, parchment, quire, ream, scratch, scratch pad, slips;… … New thesaurus
PAD — может означать: В информационных технологиях Пакетный Ассемблер/Дизассемблер (сокращённо ПАД или англ. PAD) устройство связи, которое обеспечивает связь с сетями X.25; Portable Application Description текстовый файл в формате… … Википедия
Pad|dy — pad|dy1 «PAD ee», noun, plural dies. 1. a field of rice; paddyfield: »From 4,300 acres of paddy the family s holding dropped to 10 acres (London Times). 2. rice in the husk, uncut or gathered. Also, padi. ╂[< Malay padi rice in the husk]… … Useful english dictionary
pad|dy — pad|dy1 «PAD ee», noun, plural dies. 1. a field of rice; paddyfield: »From 4,300 acres of paddy the family s holding dropped to 10 acres (London Times). 2. rice in the husk, uncut or gathered. Also, padi. ╂[< Malay padi rice in the husk]… … Useful english dictionary
PAD — (Port autonome de Douala) Pour les articles homonymes, voir Pad. Le Port autonome de Douala (PAD) est une entreprise propriétaire du premier port en activité du Cameroun, le port de Douala. Cette entreprise appartient à l État Camerounais. Il est … Wikipédia en Français
pad — Ⅰ. pad [1] ► NOUN 1) a thick piece of soft or absorbent material. 2) the fleshy underpart of an animal s foot or of a human finger. 3) a protective guard worn over a part of the body by a sports player. 4) a number of sheets of blank paper… … English terms dictionary