-
1 bekwamen
1 qualify ⇒ 〈 wederkerend werkwoord ook〉 train (oneself), study, 〈 overgankelijk werkwoord ook〉 train, 〈 overgankelijk werkwoord ook〉 teach♦voorbeelden:zich in iets bekwamen • train (oneself) for something -
2 inschieten
1 [iets van betekenis kwijtraken] lose2 [verbrijzelen] smash3 [wapens e.d. testen, het afschieten voorbereiden] find the range of♦voorbeelden:zijn leven erbij inschieten • lose one's life (doing something)2 een ruit inschieten • smash/shatter a window1 [mislopen] fall through2 [vallen in] land in ⇒ go/fall in(to)3 [ergens snel binnengaan] shoot in(to)♦voorbeelden:1 mijn lunch zal er wel bij inschieten • that's my lunch down the drain/gone by the wayside1 [inspelen] warm up2 [in het doel schieten] 〈 onovergankelijk werkwoord〉 score; 〈 overgankelijk werkwoord〉 shoot into the net♦voorbeelden:1 zich inschieten • warm up, knock the ball about -
3 afblazen
1 [door blazen verwijderen] blow off/away♦voorbeelden:1 [met betrekking tot een signaal] 〈 onovergankelijk werkwoord〉 blow the whistle ⇒ 〈 overgankelijk werkwoord〉 whistle to start 〈 beginsignaal〉, whistle to stop 〈 eindsignaal〉♦voorbeelden: -
4 gebruiken
♦voorbeelden:1 de auto gebruikt veel brandstof • the car uses (up)/consumes a lot of fueleen geneesmiddel inwendig/uitwendig gebruiken • take/use a medicine internally; use/apply a medicament/medication externallyslaapmiddelen gebruiken • take sleeping pills/tabletszijn verstand gebruiken • use one's common sensevork en mes gebruiken • use a knife and forkdat kan ik net goed gebruiken • I could just use thatdat kan ik goed gebruiken • that comes in handyiets/iemand niet kunnen gebruiken • have no use for something/someone 〈 ook figuurlijk〉ik zou best wat extra geld kunnen gebruiken • I could do with some extra moneyzich gebruikt voelen • feel usediets/iemand weten te gebruiken • know how to use something/someonezijn tijd goed/slecht gebruiken • make good/bad use of one's time, put one's time to good/bad use2 gebruikt u suiker in de thee? • do you take sugar in your tea?wilt u ook iets gebruiken? • can I get you anything?1 [harddrugs innemen] 〈 onovergankelijk werkwoord〉 be on/take drugs; 〈 overgankelijk werkwoord〉 be on, take -
5 ontkennen
♦voorbeelden:1 het valt niet te ontkennen, dat … • it can't be denied that …♦voorbeelden:dit kun je niet meer ontkennen • there's no denying this any longerhij ontkent dat het zijn handtekening is • he doesn't acknowledge the signaturehij ontkende iets met de zaak te maken te hebben • he denied any involvement in the matter -
6 sturen
1 [naar het roer/stuur luisteren] steer♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 een speler uit het veld sturen • send/order a player off the fieldvan school sturen • expel (from school)1 [een richting laten volgen] steer 〈ook van schip enz.〉; 〈 auto ook〉 drive; 〈 overgankelijk werkwoord ook〉 guide 〈 paard, pen, iemands hand〉; 〈 algemeen〉 direct♦voorbeelden:de kaart stuurt ons naar links • the map directs us to the left -
7 terugkaatsen
1 [van richting (doen) veranderen] 〈 onovergankelijk werkwoord〉 be reflected; 〈 overgankelijk werkwoord〉 reflect 〈 licht, geluid, warmte〉 ⇒ reverberate 〈 geluid, ook figuurlijk〉, fling back 〈 bal〉, rebound 〈 bal〉♦voorbeelden:1 de slagen van de donder kaatsen in de bergen terug • the thunder (claps) reverberate in the mountainsII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [terugwerpen] strike/hit back♦voorbeelden: -
8 afremmen
♦voorbeelden:voor een bocht afremmen • slow down to take a curve♦voorbeelden:iemand in zijn enthousiasme afremmen • curb someone's enthusiasm -
9 stichten
♦voorbeelden:♦voorbeelden: -
10 uittrappen
1 [uitdoen] kick off2 [doven] stamp/tread out♦voorbeelden:1 [(de bal) door een uittrap in het spel brengen] kick (the ball) into play, take a goal kick1 [uit het speelveld trappen] put out of play/into touch/over the line -
11 reserveren
1 [afzonderlijk houden] reserve ⇒ put aside/away/by♦voorbeelden:1 10.000 gulden reserveren voor • set aside 10,000 guilders for; earmark 10,000 guilders for 〈 bestemmen〉; budget for 10,000 guilders 〈 begroten〉een artikel voor iemand reserveren • put aside an article for someone♦voorbeelden:1 een tafel reserveren • reserve/book a table -
12 aftrekken
1 [rekenkundig] subtract♦voorbeelden:1 [inhouden] deduct2 [door trekken verwijderen] pull off4 [seksueel bevredigen] jerk/jack off ⇒ wank (off)5 [villen] strip♦voorbeelden:3 zijn ogen van iemand/iets aftrekken • turn one's eyes away from someone/something5 een haas/paling aftrekken • strip a hare, skin an eel -
13 insmeren
♦voorbeelden:1 zal ik even je rug insmeren? • shall I put some oil on your back?zich insmeren met bodylotion • rub oneself with body lotion -
14 inzetten
3 [in actie laten komen] bring into action♦voorbeelden:de achtervolging inzetten • set off in pursuiter de pas inzetten • walk at a brisk pace3 troepen inzetten • bring troops into action, deploy troops2 [met betrekking tot een veiling] start♦voorbeelden:zijn geld inzetten op (rood) • stake/put one's money on (red)2 de veilingmeester zette in op vijftig gulden • the auctioneer started the bidding at fifty guilderste hoog/te laag inzetten • start too low/high1 [beginnen] set in♦voorbeelden:IV 〈wederkerend werkwoord; zich inzetten〉1 [zijn best doen] do one's best♦voorbeelden: -
15 overgeven
1 [aan iemand anders geven] hand over, deliver3 [toevertrouwen] leave, entrust♦voorbeelden:een advocaat de zaak overgeven • hand the matter over to a lawyerII 〈wederkerend werkwoord; zich overgeven〉1 [capituleren] surrender2 [zich wijden aan] dedicate, devote♦voorbeelden:zich aan de liefde overgeven • dedicate oneself to love1 [kaartspel] deal (out) again♦voorbeelden:1 hij moet overgeven • he is going to be sick/to vomit -
16 storten
♦voorbeelden:de golven storten over het schip • the waves sweep over the deckII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:zand storten • dump sandIII 〈wederkerend werkwoord; zich storten〉1 [zich werpen] throw oneself2 [+ op] [met hartstocht aanpakken] throw oneself (into) ⇒ dive/plunge (into)♦voorbeelden:zich in het verderf storten • work one's own destructionzich op een idee storten • fasten upon an idea♦voorbeelden:1 het gestorte bedrag is … • the sum paid is …geld storten bij een bank • pay money into a bank, deposit money with a bankin een fonds storten • transfer to a fundeen tientje op een girorekening storten • pay ten guilders into a giro accountop eigen rekening storten • deposit into one's own accounthet te veel gestorte wordt terugbetaald • the excess payment will be refunded -
17 stoten
2 [aanstoot geven] offend♦voorbeelden:1 zijn zinnen stoten • his sentences are halting/awkwardhet schip stootte op een klip • the ship struck a rockop een vreemd woord stoten • come across a foreign wordop moeilijkheden stoten • run into difficultiesop elkaar stoten • collide, run into each otherop/tegen iets stoten • bump into somethingtegen elkaar stoten • bump/knock against each otherII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 niet stoten! • handle with care!iemand uit de groep/de partij stoten • throw someone out of the group/partyeen vaas van de kast stoten • knock a vase off the sideboard1 [gewichtheffen] press2 [biljart] play/shoot (a ball)♦voorbeelden:IV 〈wederkerend werkwoord; zich stoten〉1 [botsen] bump (oneself)2 [zich ergeren] take offence♦voorbeelden: -
18 tappen
-
19 aanleggen
1 [aanbrengen tegen/om] apply2 [doen overeenkomstig een doel] contrive ⇒ set/go about3 [bezig zijn tot stand te brengen] construct, build ⇒ 〈 straat ook〉 lay, dig 〈 kanaal〉, lay out 〈 park, tuin〉, install 〈 voorzieningen〉, build up 〈 voorraad〉♦voorbeelden:een verband aanleggen • dress (a wound), bandage2 het zó weten aan te leggen dat … • contrive it so that …het erop aanleggen dat/om … • set out to …hoe leg ik dat aan? • how do I go about this?het met de buurvrouw aanleggen • start carrying on with the woman next doorhet met iemand aanleggen • 〈 zich inlaten met〉 get involved with someone; 〈 gemene zaak maken met〉 join forces with someone3 een spoorweg/weg aanleggen • construct a railway/roadeen verzameling aanleggen • start a collectioneen vuur aanleggen • lay a fireeen nieuwe wijk aanleggen • build a new Bestate/Adevelopment2 [onderweg stilhouden] stop (off)1 [richten] aim♦voorbeelden:1 leg aan! • take aim! -
20 aanvallen
♦voorbeelden:de vijand in de rug/flank aanvallen • attack/take the enemy from the rear/in the flank♦voorbeelden:een politicus over zijn uitspraken aanvallen • attack a politician about his statements♦voorbeelden:(op het eten) aanvallen • attack (the food)
Перевод: с нидерландского на английский
с английского на нидерландский- С английского на:
- Нидерландский
- С нидерландского на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Французский